5.3 Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

Paragraaf 5.3
Doe jij mee op de arbeidsmarkt? 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.3
Doe jij mee op de arbeidsmarkt? 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les: 
Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
Eerst terugkijken,
dan paragraaf 5.3.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiesectoren   

Slide 3 - Tekstslide

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.
Bij welke productiesector horen deze bedrijven? 






Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Metaalbewerkingsbedrijf
ING Bank
Ziggo
Mosselvisser
School voor voortgezet onderwijs

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ondernemingsvormen samengevat
Eigenaar?
Privé aansprakelijk?
Eenmanszak
1 eigenaar
Ja
VOF
2 of meer eigenaren
Ja 
NV
(Onbekende) Aandeelhouders
Nee
BV
Aandeelhouders
Nee

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Besloten Vennootschap
Naamloze Vennootschap
Eenmanszaak
Vennootschap onder firma
Zelfstandige Zonder Personeel
Eén of meerdere eigenaren als aandeelhouder. Deze aandelen zijn niet voor iedereen te koop.
Eén of meerdere eigenaren. Er is geen sprake van aandelen.
Eén persoon is eigenaar, kan personeel in dienst hebben en is privé-aansprakelijk voor schulden.
Bedrijf heeft (meestal) onbekende aandeelhouders.
Iemand die voor zichzelf werkt, zonder personeel. Heeft meestal een eenmanszaak.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze les:
Paragraaf 5.3: Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

  • Wat is de arbeidsmarkt en werkgelegenheid?
  • Wanneer hoor je bij de beroepsbevolking?
  • Hoe regelt de wet dat iedereen kans heeft om te werken?
  • Welk deel van de mensen is actief op de arbeidsmarkt?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vraag naar arbeid
Arbeidsmarkt =
geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.

Vraag > komt van bedrijven en overheid.
De vraag naar arbeid bepaalt de werkgelegenheid = 
bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.
De werkgelegenheid verandert voortdurend.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beweringen zijn juist?
  1. Iedereen die werkt heeft te maken met de arbeidsmarkt
  2. Op de arbeidsmarkt zijn alleen bedrijven actief
  3. Het aanbod van arbeid bepaalt de werkgelegenheid
  4. De werkgelegenheid is afhankelijk van de economie

Schrijf voor jezelf op welke stellingen juist zijn.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beweringen zijn juist?
  1. Iedereen die werkt heeft te maken met de arbeidsmarkt
  2. Op de arbeidsmarkt zijn alleen bedrijven actief
  3. Het aanbod van arbeid bepaalt de werkgelegenheid
  4. De werkgelegenheid is afhankelijk van de economie


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het aanbod van arbeid
Als jij werkt of gaat solliciteren, dan bied je aan een bedrijf jouw arbeidskracht aan.
Alle aanbod van arbeid komt van de beroepsbevolking =
iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of als werkloze op zoek is naar werk.
Beroepsbevolking verandert steeds: groeit in zomer > jongeren en zomerbaantjes, krimpt: mensen willen niet meer werken/pensioen/overlijden)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoor jij bij de beroepsbevolking?

Nederland heeft 17,4 miljoen inwoners, maar niet allemaal horen ze bij de beroepsbevolking.
Het deel dat erbij hoort = arbeidsparticipatie of arbeidsdeelname.
Overheid stimuleert de laatste jaren met name vrouwen om te werken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken 
wanneer je wilt?

Algemene wet gelijke behandeling:
verbiedt het maken van onderscheid op basis van geslacht, religie, leeftijd of afkomst.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken wanneer je wilt?
Je kunt van een voltijd naar een deeltijdbaan gaan 
(bijv. om te zorgen voor kinderen).
Je kan ook kiezen voor een flexibele baan =
Werken wanneer het bedrijf je nodig heeft, als uitzendkracht of als oproepkracht met nul-urencontract. Ook zzp'ers doen flexibel werk.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5: Zet het in de juiste volgorde.




De lonen stijgen                                                   



                                                   Meer werkgelegenheid
1. Bedrijven hebben meer personeel nodig
2. Er wordt meer geproduceerd.
3. De vraag naar producten neemt toe.

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies




Huiswerk: 
maak de opdrachten van 5.3

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies