2.3 Het verteringsstelsel

Het verteringsstelsel
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het verteringsstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Nakijken 2.2
Uitleg 2.3
Lezen 2.3
Maken opdrachten 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de functie van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven
Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functie
Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Verteringsstelsel
Het stelsel waar je voeding doorheen gaat. 

Het zorgt ervoor dat voedingsstoffen uit het voedsel opgenomen worden in het bloed.

Slide 5 - Tekstslide

Op volgorde
nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm

Slide 6 - Quizvraag

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen moeten in het bloed komen
Sommige voedingsstoffen kunnen door de wand heen

Andere voedingsstoffen kunnen dit niet > eiwitten, de meeste koolhydraten en vetten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Verteren
Het afbreken van grote voedingsstoffen tot kleinere stoffen

Verteringsproducten
Deze stoffen kunnen wel door de darmwand naar het bloed

Slide 9 - Tekstslide

Vertering
  1. Voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen
  2. Voedingsstoffen afbreken met behulp van verteringssappen

Slide 10 - Tekstslide

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
Vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
Vetten, koolhydraten, mineralen
C
Eiwitten, vetten, koolhydraten
D
Koolhydraten, vitamine, mineralen

Slide 11 - Quizvraag


Door kauwen wordt het oppervlak van het voedsel vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de functie van speeksel?
A
Verteren van zetmeel
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Geeft smaak aan het eten
D
Verteren van eiwitten

Slide 13 - Quizvraag

Kauwen
Doe je met je tanden
  • snijtanden
  • hoektanden
  • kiezen

Slide 14 - Tekstslide

Snijtanden en hoektanden
Stukken van voedsel afbijten

Slide 15 - Tekstslide

Kiezen
Knobbelige bovenkant
Voedsel fijnmalen

Kleine stukjes > beter doorslikken
Oppervlakte van voedsel wordt vergroot

Slide 16 - Tekstslide

Verteringssappen
Vertering met behulp van sappen

Speeksel
Maagsap

Worden gemaakt door verteringsklieren

Slide 17 - Tekstslide

Verteringsklieren
  • Speekselklieren
  • Maagsapklieren
  • Lever
  • Alvleesklier
  • Darmsapklieren

Slide 18 - Tekstslide

                         Enzymen
Zitten in verteringssappen

Scheikundige stofjes > versnellen reacties
Voedingsstoffen worden sneller afgebroken

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
Verteren van alleen eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van alleen vetten
D
Verteren van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 20 - Quizvraag


Wat is de functie van maagzuur?
A
Het speelt een rol bij de vertering
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Smaakmaker
D
Een zuurder 'smaakje' toevoegen aan voedsel

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen

Slide 22 - Quizvraag

Dunne darm

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Darmperistaltiek
Bewegingen van de darmwand om de voedselbrokken (poep) naar de uitgang te brengen

Slide 25 - Tekstslide

Darmperistaltiek

Slide 26 - Tekstslide



De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......
kies het beste antwoord


A
de mond, de dikke darm
B
de darmen, de maag en de slokdarm
C
de maag en de slokdarm
D
de mond en de maag

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
Lezen blz 96-99
Maken opdracht 1-5

Slide 28 - Tekstslide

Wat is verteren?
A
het klein maken van voedsel
B
het kneden van voedsel
C
water bij voedsel doen
D
speeksel bij voedsel doen

Slide 29 - Quizvraag

Waar worden enzymen toegevoegd aan het voedsel?
A
alleen in de mond
B
in de mond en in de maag
C
in de maag en in de darmen
D
in de mond, maag en darmen

Slide 30 - Quizvraag