3hv H6 jeudi 28 mai_de gebiedende wijs

Hoe herken je in het Nederlands dat een werkwoord in de gebiedende wijs is?
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoe herken je in het Nederlands dat een werkwoord in de gebiedende wijs is?

Slide 1 - Open vraag

Gebiedende wijs in het Frans:


In het Frans heb je drie vormen van de gebiedende wijs


Slide 2 - Tekstslide

impératif: vorm n. 1
Tegen 1 persoon waar je jij  tegen mag zeggen.

je-vorm van het werkwoord min je  + uitroepteken

je parle -> parle!
je réfléchis -> réfléchis!
j'attends -> attends!


Slide 3 - Tekstslide

impératif vorm n. 2
Voorstel (laten we...)

nous-vorm van het werkwoord min nous + uitroepteken

nous parlons  ->  parlons!
nous réfléchissons -> réfléchissons!
nous attendons -> attendons!


Slide 4 - Tekstslide

impératif vorm n.3
Tegen 1 persoon waar je tegen zegt.
Tegen meerdere personen.

vous-vorm van het werkwoord min vous +  uitroepteken
vous parlez  -> parlez!
vous réfléchissez -> réfléchissez!
vous attendez -> attendez!



Slide 5 - Tekstslide

L'impératif

Slide 6 - Tekstslide

Mangez les pommes!
Tegen wie kun je dit zeggen?
A
Tegen iemand die je met JIJ aanspreekt.
B
Tegen een groep mensen waar je zelf ook bij hoort.
C
Tegen iemand die je met U aanspreekt.
D
Tegen een klein kind.

Slide 7 - Quizvraag

Parlons lentement! Betekent:
A
Praat langzaam!
B
Laten we langzaam praten!
C
Praten jullie eens langzaam!
D
U praat langzaam!

Slide 8 - Quizvraag

impératif
uitzonderingen




Slide 9 - Tekstslide

Hier zijn de uitzonderingen:
Het werkwoord ALLER:
Tegen één persoon: VA (i.p.v. vais)

Nicole, va à la pharmacie!

Slide 10 - Tekstslide

Het werkwoord AVOIR:
Tegen één persoon: aie
Tegen jezelf en andere personen: ayons
Tegen andere personen en 'U': ayez

Madame, ayez patience!

Slide 11 - Tekstslide

Het werkwoord ÊTRE:
Tegen één persoon: sois 
Tegen jezelf en andere personen: soyons 
Tegen andere personen en 'U': soyez 
 
Madame, soyez prudente!

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal: Meneer, ga rechtdoor.
A
Monsieur, allez tout droit.
B
Monsieur, vas tout droit.
C
Monsieur, va tout droit.
D
Monsieur, aller tout droit.

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: Laten we geduld hebben.
A
Ayez patience.
B
Aie patience.
C
Ayons patience.
D
Allons patience.

Slide 14 - Quizvraag

Nicolas en Antoine, ga naar huis!
A
Nicolas et Antoine, rentrons!
B
Nicolas et Antoine, rentre!
C
Nicolas et Antoine, rentrez!
D
Nicolas et Antoine, rentrer!

Slide 15 - Quizvraag

Leraar tegen de klas:
(parler) .... moins fort s’il vous plaît!
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parlent

Slide 16 - Quizvraag

Jij tegen je beste vriend(in):
(regarder) .... !
A
regarde
B
regardez
C
regardent
D
regardes

Slide 17 - Quizvraag

tegen de kinderen:
Vite, (prendre) votre petit déjeuner!
A
prends
B
prendez
C
prenez
D
prenons

Slide 18 - Quizvraag

je maakt een voorstel samen: (finir) nos devoirs avant d'aller au ciné!
A
finons
B
finissons
C
finissez
D
finez

Slide 19 - Quizvraag

Tegen je vriend: (vendre) ton vélo, il est moche!
A
vendez
B
vend
C
vends
D
vendons

Slide 20 - Quizvraag

Je broer doet je een voorstel voor jullie samen,
(aller) .... au cinéma!
A
va
B
alle
C
allez
D
allons

Slide 21 - Quizvraag

met onkenning
Ne rate pas le bus!
Ne mange pas trop! 
Ne m'oublie pas!
Ne finis pas toute la tarte!
Ne rougissez pas!
Ne vends pas mes chaussures!
Ne m'attends pas!

Slide 22 - Tekstslide

Heb je nog meer uitleg nodig?
Bekijk dan de uitleg op de volgende slide.
Bonne chance!!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video