2vd: les 7 §14 betrekkelijk voornaamwoord (met ingesloten antecedent)

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Uitleg betrekkelijk voornaamwoord §14
  • zelfstandig werken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (leesboek) en Nieuw Nederlands + schrift. Ga zitten volgens het klassenschema.
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 minuten lezen
  • Uitleg betrekkelijk voornaamwoord §14
  • zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik kan/weet

-  betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Zelf oefenen
Cursus 4 §4
Wat: Maak van  §4 opdracht 1 t/m 3 p. 96-97 
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met morfemen
Klaar?
lezen of ander huiswerk.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
De e-mails die ik voor Nederlands moest schrijven.
Waar verwijst 'die' naar?
Het schrift dat ik van de docent heb gekregen.
Waar verwijst 'dat' naar?
Dominique had de hele dag buiten gespeeld, wat ze echt heerlijk vond.
Waar verwijst 'wat' naar?



Slide 4 - Tekstslide

Betrekkelijk 
voornaamwoord
  • Het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) verwijst terug naar een woord of woordgroepje dat er vlak voor staat, het antecedent.
  • De bekendste betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.

Slide 5 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
1.  Die verwijst naar de-woorden.
2. Dat verwijst naar het-woorden.
3. Wat verwijst naar:
  • een overtreffende trap na ‘het’:
       - Het noorderlicht is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
  • 'vage' woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig:
        - Alles wat op de site staat, is uit voorraad leverbaar.
  • een hele zin of een deel van een zin:
       - Max is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.


Slide 6 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
4.  Voorzetsel + wie verwijst naar een persoon (van wie, door wie, voor wie etc.)


       - Tessa, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili. 

Let op: dus niet met waar + voorzetsel: waarover, waarvoor enz.
Want:
Als je naar een ding verwijst (dus geen persoon), dan gebruik  waar+ voorzetsel.
Het huisje waarover ik je vertelde.

Slide 7 - Tekstslide

Ingesloten antecedent

  • Bij een ingesloten antecedent wordt het antecedent niet genoemd.

  • Het antecedent zit al in het betrekkelijk voornaamwoord.

  • Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: diegene die/datgene wat.

Slide 8 - Tekstslide

Betr.vnw m.i.a.  
Je kunt het ingesloten antecedent vervangen door: 

Wat = dat wat of Wie = degene die 

Wat je zegt ben je zelf. - Dat wat je zegt ben je zelf.
 
Wie dat zegt, begrijpt het niet. - Degene die zoiets zegt, begrijpt het niet. 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld...

Slide 10 - Tekstslide

Verschil?
  • De woorden die en dat kunnen zowel betrekkelijk voornaamwoord als aanwijzend voornaamwoord zijn. 
  • Die kast is mooi.
  • De kast die daar staat is te koop.

  • Een aanwijzend voornaamwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord
  • Het betrekkelijk voornaamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord.




Slide 11 - Tekstslide

Zelf oefenen
cursus 5 §14
Wat: Lees de groene pagina en maak van §14 opdracht 1  en 2 p. 232-233 
Hoe:  Individueel of samen,  je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met het betrekkelijk voornaamwoord.
Klaar?
Ander huiswerk of lezen.
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Zelf oefenen
cursus 5 §6 en §2
Wat: Maak van  §6 opdracht 1 t/m 4 p. 216-217 en cursus 5 §2 opdr. 1 t/m 10.
Hoe:  Individueel, maar je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie uit je boek of internet.
Tijd: 25 min.
Uitkomst: Geoefend met aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord en andere woordsoorten
Klaar?
Ander huiswerk of lezen.
timer
25:00
opdr 2
Opdracht 2 van §6 heeft een fout antwoord online. Kan je de fout vinden?

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik kan/weet

-  betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 14 - Tekstslide

Fijne dag!
Ruim rustig je spullen op en blijf zitten tot de bel gaat

Slide 15 - Tekstslide