Redekundig ontleden (herhaling 3V)

Lezen in je leesboek!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen in je leesboek!

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen
Woordweb zinsdelen
Quiz
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
Afsluiting


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Je herhaalt de theorie over de belangrijkste zinsdelen. 
Je oefent met het benoemen van de verschillende zinsdelen. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 4 - Woordweb

1. Een persoonsvorm kun je op meerdere manieren in een zin vinden.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

2. De persoonsvorm is 1 zinsdeel.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

3. Het onderwerp van de zin vind je door de volgende vraag te stellen:
A
Wie doet het?
B
Waar + pv+ wg?
C
wie/wat + gezegde?
D
Wat gebeurt er in de zin?

Slide 7 - Quizvraag

4. Het WG bestaat uit:
A
PV
B
PV en alle andere werkwoorden
C
PV en betekenisvolle werkwoorden
D
PV en splitsbare werkwoorden

Slide 8 - Quizvraag

5. In een zin met een naamwoordelijk gezegde is altijd een lijdend voorwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

6. De jongen wordt naar huis gebracht.
A
De jongen = LV
B
wordt gebracht = NG
C
wordt gebracht = WG
D
naar huis = O

Slide 10 - Quizvraag

7. Ik ben gisteren ziek geworden.
A
ziek = LV
B
ben geworden = WG
C
gisteren = MW
D
ben ziek geworden = NG

Slide 11 - Quizvraag

8. De docent geeft de boeken aan de leerlingen.
A
aan de leerlingen = MV
B
De docent = LV
C
geeft aan = WG
D
de boeken = O

Slide 12 - Quizvraag

9. Mijn vader heeft een huis in Spanje gekocht.
A
heeft gekocht = NG
B
een huis = LV
C
Mijn vader = LV
D
in Spanje = MV

Slide 13 - Quizvraag

10. De leraar stelt lastige vragen aan de leerlingen
A
De leraar = LV
B
lastige vragen = LV
C
de leerlingen = LV
D
stelt = BWB

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

De leerlingen uit de derde klas wilden extra oefenmateriaal hebben.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Nick en Daan hebben gisteren op de site geoefend met de zinsdelen.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 17 - Quizvraag

Die telefoon is een werkelijk wonder.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 18 - Quizvraag

Kun jij me helpen met die lastige zinnen?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quizvraag

Zijn de films op RTL5 heel spannend?
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 20 - Quizvraag

Bij ons thuis is Kerst altijd héél gezellig.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 21 - Quizvraag

Gisteren heb ik een nieuwe laptop gekocht.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quizvraag

Zij is vroeger een uitstekend schaatsster geweest.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het NWG?
Frank blijft een rare kerel.

Slide 24 - Open vraag

Wat is het WWG?
Ze blijven dit weekend bij opa en oma.

Slide 25 - Open vraag

Wat is het gezegde?
De ober was gisteren erg vriendelijk, terwijl hij het erg druk had.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Link

Over welke zinsdelen wil je nog extra uitleg?

Slide 28 - Open vraag

Wat vind je de LessonUp?

Slide 29 - Open vraag