Grammaticaquiz
1 / 17
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lidwoord?
konijn
konijn
A
de
B
het
Slide 2 - Quizvraag
Lidwoord?
meid
meid
A
de
B
het
Slide 3 - Quizvraag
Lidwoord?
ramen
ramen
A
de
B
het
Slide 4 - Quizvraag
Lidwoord?
katje
katje
A
de
B
het
Slide 5 - Quizvraag
Meervoud?
stad
stad
A
staden
B
stadden
C
steden
D
stads
Slide 6 - Quizvraag
Meervoud?
maan
maan
A
manen
B
maanden
C
maannen
D
maanen
Slide 7 - Quizvraag
Meervoud?
meisje
meisje
A
meiden
B
meisen
C
meisje's
D
meisjes
Slide 8 - Quizvraag
Meervoud?
straat
straat
A
straaten
B
straten
C
straats
D
starten
Slide 9 - Quizvraag
Voorzetsels
Waar is de hond?
Waar is de hond?
A
op
B
boven
C
in
D
achter
Slide 10 - Quizvraag
Voorzetsels
Waar is de hond?
Waar is de hond?
A
voor
B
beneden
C
achter
D
onder
Slide 11 - Quizvraag
Voorzetsels
Wat is geen voorzetsel?
Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen
Slide 12 - Quizvraag
Voorzetsels
Waar is de pen?
Waar is de pen?
A
op
B
naast
C
voor
D
in
Slide 13 - Quizvraag
Werkwoorden
Zij ... de pen.
Zij ... de pen.
A
ziet
B
vind
C
vindt
D
werkt
Slide 14 - Quizvraag
Werkwoorden
... je hier?
... je hier?
A
werk
B
blijf
C
staat
D
werkt
Slide 15 - Quizvraag
Werkwoorden
Gisteren ... jullie
niet op school.
Gisteren ... jullie
niet op school.
A
zijn
B
zien
C
zag
D
waren
Slide 16 - Quizvraag
Werkwoorden
Mevr. Inge ... een
gekke baby.
Mevr. Inge ... een
gekke baby.
A
was
B
is
C
wilt
D
moet
