Voorbereiding toetsweek 08-01

Lysias 
Over de dood van Eratosthenes
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lysias 
Over de dood van Eratosthenes

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
1. Een vraag over de achtergronden (vaak geïntegreerd in de tekst)
2. Een vraag over de inhoud van de tekst 
3. Een citeervraag 
4. Een verwijzing 
5. Een vraag over een stijlfiguur 
6. Een vertaalvraag 

Slide 2 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
1. Een vraag over de achtergronden (vaak geïntegreerd in de tekst)
1) Ἡγοῦμαι ... πεπραγμένα (r. 1-10) 
Een redevoering kent een vaste indeling. In welk deel van de redevoering zitten we hier? Noteer de Griekse term. 

2) Noteer de overige delen van deze vaste indeling. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
2. Een vraag over de inhoud van de tekst.
1) ἐν μὲν οὖν τῷ πρώτῳ χρόνῳ, ὦ Ἀθηναῖοι, πασῶν ἦν βελτίστη· (r. 17-18). 
Leg uit waarom Euphiletos specifiek deze zin noemt. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
3. Een citeervraag. 
1)  Euphiletos geeft in de redevoering een uitgebreide uiteenzetting van alle gebeurtennissen. In het prooimion geeft hij hiervoor een duidelijke verklaring. Welke? Beantwoord deze vraag door het citeren van het Griekse tekstelement. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
4. Een verwijzing. 
1)  ὑμῖν (r. 10). 
Naar wie of wat verwijst dit woord? 

Slide 6 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
5. Een vraag over een stijlfiguur. 
1)  τοὺς παῖδας τοὺς ἐμοὺς (r. 3)
 In een redevoering wordt vaak gebruik gemaakt van drie verschillende overredingsmiddelen. Leg uit dat er in deze regels sprake is van pathos.
2) Geef uit het vervolg nog een voorbeeld waarin sprake is van pathos. Beantwoord de vraag door het Griekse tekstelement te citeren. 

3) ἔπραξα ταῦτα (r. 5): Leg uit dat hier sprake is van een eufemisme. 


Slide 7 - Tekstslide

Wat voor vragen kan je verwachten? 
6. Een vertaalvraag 
1)  Hieronder zie je de vertaling van x. De vertaler heeft de grammaticale structuur van het Grieks niet volledig overgenomen. Leg dit uit aan de hand van (Grieks) woord. Ga in je antwoord zowel in op het Grieks als het Nederlands. 

1) HZ/BZ
2) Actief/passief
3) Naamval 

Slide 8 - Tekstslide

Nu jullie! 
Maak met z'n tweetjes 2 verschillende soorten vragen over de tekst 'De feiten volgens Euphiletos'. 

Slide 9 - Tekstslide

Welke stijlfiguren kan je nu bedenken?

Slide 10 - Woordweb

Stijlfiguren
Alliteratie 
Gelijkheid van de beginmedeklinkers van twee of meer woorden

  
 Leentje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan
   
   ἀλλά μοι ἀμφ’ Ὀδυσῆι δαίφρονι δαίεται ἦτορ,
   δυσμόρῳ, ὃς δὴ δηθὰ φίλων ἄπο πήματα πάσχει
  (Homerus, a 48-49)



Slide 11 - Tekstslide

Stijlfiguren
Anafoor 
Het herhalen van hetzelfde tekstelement aan het begin van opeenvolgende (delen van) zinnen of versregels 

ἐκεῖνος εἶναί φησι Διόνυσον θεόν,
ἐκεῖνος ἐν μηρῷ ποτ ἐρράφθαι Διός,
       (Euripides, Bacchae 243-244)



Slide 12 - Tekstslide

Stijlfiguren
Asyndeton 
Het opsommen van opeenvolgende tekstelementen zonder voegwoord

Dan zou ik mijn boek vertalen in het Maleis, Javaans, Soendaas, Alfoers, Boeginees, Battaks... 
         (Multatuli, Max Havelaar)


αἱρεῖ γὰρ ἀνδρῶν ὄμµατ’, ἐξαιρεῖ πόλεις,
πίμπρησιν οἴκους·
      (Euripides, Troades 892-893)

Slide 13 - Tekstslide

Stijlfiguren
Polysyndeton
Het opsommen van minstens drie tekstelementen met voegwoorden


Die zorgt en waakt en slaaft en ploegt en zwoegt en zweet
      (Joost van den Vondel, Palamedes)


 Ἡγοῦμαι δέ ὦ ἄνδρες τοῦτό με δεῖν ἀπιδεῖξαι ὡς ἐμοίχευεν Ἐρατοσθένης τὴν γυναῖκα τὴν ἐμὴν καὶ ἐκείνην τε διέφθειρε καὶ τοὺς παῖδας τοὺς ἐμοὺς ᾒσχυνε καὶ ἐμὲ αὐτὸν ὕβρισεν....
       (Lysias 1, 4))

Slide 14 - Tekstslide

Stijlfiguren
Eufemisme 
Het in verzachtende taal weergeven van een negatief beladen begrip

inslapen (= sterven) 

                   
   ...ἐμοὶ δέ κε κέρδιον εἴη
σεῦ ἀφαμαρτούσῃ χθόνα δύμεναι ...............
(onder de grond duiken=sterven)
    (Homerus, Ζ 410-411)

 



Slide 15 - Tekstslide

Stijlfiguren
Pleonasme 
Dubbelzegging. Een eigenschap van het zelfstandig naamwoord wordt benadrukt door een bijvoeglijke bepaling. 

Een potentiële mogelijkheid. 




Slide 16 - Tekstslide

Stijlfiguren
Tautologie  
Dubbelzegging. Het hele begrip wordt herhaald. 

Nooit of te immer. 
Gratis en voor niks. 

Slide 17 - Tekstslide

Stijlfiguren
Retorische vraag  
Een vraag waarbij het niet de bedoeling van de vragensteller is dat er een antwoord gegeven wordt, maar waarbij een sterke bewering of aansporing tot uiting komt 

Wie ziet niet soms zich liggen in de kist, 
geroerd, dat zoveel schoons moest ondergaan?
Wie hoort uit ‘t graf niet roemen, stil voldaan,
deugden die buiten hem geen stervling wist? (J.A. Dèr Mouw)
       
  τί γὰρ οὐκ ἔχομεν;
   τίνος ἐνδέομεν μὴ οὐ πανσυδίᾳ
   χωρεῖν ὀλέθρου διὰ παντός;
   (Euripides, Troades 796-798)

Slide 18 - Tekstslide

Stijlfiguren
Chiasme 
Het kruiselings plaatsen van (grammaticaal) gelijkwaardige tekstelementen binnen een
zin of binnen opeenvolgende zinnen
   
   Denkend aan de dood kan ik niet slapen
   En niet slapend denk ik aan de dood (J.C. Bloem)


 πολλῶν δ’ ἀνθρώπων ἴδεν ἄστεα καὶ νόον ἔγνω,
       (Homerus, α 3)



Slide 19 - Tekstslide

Stijlfiguren
Parallellisme 
Overeenkomstige elementen van twee zinnen/zinsdelen in  dezelfde volgorde plaatsen. 

Spreken is zilver, zwijgen is goud. 

Slide 20 - Tekstslide

Stijlfiguren
Trikolon 
Formulering in drieën: reeks van drie woorden of woordgroepen. 

Vrijheid, gelijkheid en broederschap. 

Slide 21 - Tekstslide

Stijlfiguren
Climax 
Een reeks tekstelementen waarvan de inhoud een stijgende lijn in betekenis en/of lengte
vertoont 


   uren, dagen, maanden, jaren,
   vliegen als een schaduw heen
      (Herman Gorter)


           ....καὶ κύσε χεῖρας,
δεινάς, ἀνδροφόνους, αἵ οἱ πολέας κτάνον υἷας ...
 (Homerus, Ω 478-479)

Slide 22 - Tekstslide

Overredingsmiddelen
ἦθος 

λόγος

πάθος 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
  • Maken opdracht 29-32 p. 100

Slide 26 - Tekstslide

Herodotus
Gyges en Kandaules

Slide 27 - Tekstslide

Vragen
1. 1. Naar wie verwijst αὐτῷ in r. 12?
2. r. 1-4 ‘ Ἐπ ̓ ἐκφορὰν …… ἀπώλεσεν αὐτήν. ‘ 
Toen zij haar had begeleid bij de uitvaart werd mijn vrouw, toen ze die man zag, mettertijd stukgemaakt (versierd/ verleid): want doordat hij het
dienstmeisje dat naar de markt ging beloerde en seksuele voorstellen deed,
richtte hij haar te gronde (versierde hij haar).

Geef de grammaticale fout aan in de vertaling.

Slide 28 - Tekstslide

Vragen
1. citeer de Griekse woord(en) waarin duidelijk wordt gemaakt waarom de vrouw beneden sliep en de man boven 
2. Wie wordt in regel 18 bedoeld met ó antropos
3. naar wie verwijst autooi in r.12?
4. van welke van de drie middelen van overtuiging is sprake in regel 5 tm10 en waarom?

Slide 29 - Tekstslide

Vragen
1. Citeren. In het tweede deel van de tekst vertelt Euphiletos over alles wat zijn vrouw deed en dat hij totaal niet achterdochtig was. Welke reden geeft hij daar concreet voor? Citeer het tekstelement
2. tou antropou (regel 2) naar wie verwijst dit?

Slide 30 - Tekstslide

Gyges meent dat hij de allermooiste vrouw heeft.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.

Slide 31 - Quizvraag

Kandaules wil aan Gyges graag zijn vrouw laten zien. Hij komt op het geniale idee om ...

Slide 32 - Open vraag

Gyges was meteen overtuigd door Kandaules en ging mee in zijn plan.
A
Dit is waar.
B
Dit is niet waar.

Slide 33 - Quizvraag

Kandaules plan
Vertel het plan van Kandaules helemaal na! Maak elkaars zinnen af.. 

Slide 34 - Tekstslide