Rekenvaardigheid 4HV

Rekenvaardigheid
  • significante cijfers
  • 10-machten
  • prefixen
  • Rekenmachine gebruik
  • Binas quiz
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Rekenvaardigheid
  • significante cijfers
  • 10-machten
  • prefixen
  • Rekenmachine gebruik
  • Binas quiz

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel significante  cijfers heb ik?
BIJ VERMEDIGVULDIGEN EN DELEN!
  • 345 =
  • 3 Significante cijfers!         Alle niet-nullen zijn significant
  • 345000=
  • 6 Significante cijfers!         De nullen achter een getal zijn significant
  • 345,00=
  • 5 Significante cijfers!         Dit geldt ook voor decimale nullen
  • 30045=
  • 5 Significante cijfers!         En ook voor nullen tussen significante cijfers

Slide 2 - Tekstslide

Wat als getallen heel groot zijn?
Bijvoorbeeld: 25500x10,0= volgens je rekenmachine 255000
Maar dit is niet significant want 10,0 heeft 3 significante cijfers..

Het juiste antwoord moet nu in wetenschappelijke notatie worden opgeschreven: Zet de komma op een plek zodat je een getal tussen de 1 en 10 krijgt. In dit geval: 2,55 Plaats nu de juiste 10-Macht erachter, de komma is 5 plekjes verplaatst. (10x10x10x10x10=100000)
 Dus je antwoord is 2,55x10
5

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen met significantie - Hoe doe je dat?
BIJ VERMEDIGVULDIGEN EN DELEN!
''Een ketting is net zo sterk als zijn zwakste schakel''
  • Je antwoord heeft net zoveel significante cijfers als het getal met het minste significante cijfers.
Bijvoorbeeld:
345,25x25,00= volgens je rekenmachine: 8631,25 (niet significant)
25,00 heeft het minste significante cijfers (namelijk 4)
Je antwoord wordt dus: 8631

Slide 4 - Tekstslide

Regels voor significantie
  • De significantie van een waarde is het totaal aantal cijfers waaruit een getal bestaat. Het maakt NIET uit waar de komma staat! 
  • Nullen aan het begin tellen niet mee, nullen aan het eind wel.
  • Wanneer je met meerdere waardes rekent, bepaalt de waarde met de minste significantie de uiteindelijke significantie van het eindantwoord.
 
LET OP: de onderstreepte notaties zijn de logische keuze!


Voorbeelden van bepalen significantie
L = 12,5621 m is 6 significant.
R = 0,00030000 Ω is 5 significant (de 4 nullen nà 3 tellen mee)
e = 1,602 176 565·10-19 C is 10 significant

Voorbeelden van significantie notatie
380 in 2 significante cijfers kan zijn:
38·101 óf 3,8·102 óf 0,38·103 óf 0,038·104, etc etc
0,079 in 1 significant cijfer kan zijn: 
8·10-2 óf 0,8·10-1 óf 0,08

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Regels voor significantie
  • De significantie van een waarde is het totaal aantal cijfers waaruit een getal bestaat. Het maakt NIET uit waar de komma staat! 
  • Nullen aan het begin tellen niet mee, nullen aan het eind wel.
  • Wanneer je met meerdere waardes rekent, bepaalt de waarde met de minste significantie de uiteindelijke significantie van het eindantwoord.
 
LET OP: de onderstreepte notaties zijn de logische keuze!


Voorbeelden van bepalen significantie
L = 12,5621 m is 6 significant.
R = 0,00030000 Ω is 5 significant (de 4 nullen nà 3 tellen mee)
e = 1,602 176 565·10-19 C is 10 significant

Voorbeelden van significantie notatie
380 in 2 significante cijfers kan zijn:
38·101 óf 3,8·102 óf 0,38·103 óf 0,038·104, etc etc
0,079 in 1 significant cijfer kan zijn: 
8·10-2 óf 0,8·10-1 óf 0,08

Slide 7 - Tekstslide

Welkom

Pak je schrift, pen en rekenmachine

Slide 8 - Tekstslide

Welkom

Pak je schrift, pen en rekenmachine.

Slide 9 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Rekenregels
  • significante cijfers
  • 10-machten
  • voorvoegsels
  • rekenmachine gebruik

Slide 10 - Tekstslide

Significante cijfers - Wat zijn dat?
In de natuur- en scheikunde werk je met meetresultaten:





Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel significante  cijfers heb ik?
  • 345 
  • 3 Significante cijfers         Alle niet-nullen zijn significant

  • 345000
  • 6 Significante cijfers         De nullen achter een getal zijn significant

  • 30045
  • 5 Significante cijfers         De nullen tussen significante cijfers zijn
                                                          significant

Slide 12 - Tekstslide

Als je gaat rekenen...
Je antwoord krijgt evenveel significante cijfers als het gegeven met de minste significante cijfers.

5,0 x 6,25 = 

3 x 2,3 = 


Slide 13 - Tekstslide

Bij grote getallen

250000 x 10,0 = 

314,2 x 17 =

3,0 x 48,34 =

Slide 14 - Tekstslide

Tienmachten
0,0010 =
0,010  =
0,10 =
1,0 
10 =
100 =
1000 =
1,0103
1,0102
1,0101
1,0101
1,0102
1,0103

Slide 15 - Tekstslide

Vermenigvuldigingsfactoren
     = micro =
 n = nano  =
m = mili    = 
k   = kilo.   = 
M = mega = 
G = giga    = 
109
106
103
103
106
109
μ

Slide 16 - Tekstslide

Tienmachten houd je buiten beschouwing
1,610191,5104=9,3751014=
3,04,0103=

Slide 17 - Tekstslide

Telwoorden houd je buiten beschouwing

Voorbeeld:
Je bepaalt dat het gewicht van een schooltafel 4,75 kg is.
Hoeveel wegen twee schooltafels?

2 x 4,75 = 
9,410141=1,11015

Slide 18 - Tekstslide

Op een toets:
1) Tussentijdse antwoorden niet afronden.

2) Eindantwoord op het juiste aantal significante cijfers.
Je mag er één significant cijfer boven of onder zitten.

Slide 19 - Tekstslide

Uit hoeveel significante cijfers bestaat dit getal: 1,04870 mL
A
1
B
6
C
5
D
4

Slide 20 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat dit getal: 0,345 g
A
4
B
1
C
3
D
Kun je zo niet bepalen

Slide 21 - Quizvraag

Uit hoeveel significante cijfers bestaat dit getal: 0,0002 mL
A
1
B
5
C
4
D
kun je zo niet bepalen

Slide 22 - Quizvraag

In hoeveel significante cijfers moet je antwoord op deze vraag staan:
De agent meet een remspoor van 12,00 mm, een vingerafdruk van 1,2 mm en een haar van 0,04 mm
A
4
B
2
C
3
D
1

Slide 23 - Quizvraag

Je hebt 3 armbanden van 12,35 g goud per armband. Hoeveel gram is dat in totaal? 37,05 g goud.
Staat het antwoord in het juiste aantal significante cijfers?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Geef het juiste antwoord:
12,0 g : 2,0 m3 = ..... g/m3
A
6,0 g/m3
B
6,00 g/m3
C
6 g/m3

Slide 25 - Quizvraag


2,54 + 6,5 =
A
9,04
B
8,95
C
9,0
D
9,1

Slide 26 - Quizvraag

2,74 x 0,12 =
A
0,329
B
0,33
C
0,32
D
0,328

Slide 27 - Quizvraag

Sleep de juiste getallen naar de juiste signficantie.
3
2
4
5
0,47
0,0230
106,00
25,4
1,36 x 10-2
0,1519
1,1111 x 102
0,5050

Slide 28 - Sleepvraag

Maken:
221 - 222 - 223
231
Bekijk:
232

klassencode: lzfst
timer
1:00
Rood: Stil zelfstandig werken. Kom langs om af te tekenen
Heb je een vraag? Sla de opdracht even over. 
Oranje: Zelfstandig werken. Kom langs om af te tekenen.
Heb je een vraag? Je mag fluisterend overleggen.
Groen: De docent maakt een ronde door de klas om vragen te beantwoorden. 

Slide 29 - Tekstslide