Les 1 - Terugkomst

Kom binnen..
.. en ga lekker zitten.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kom binnen..
.. en ga lekker zitten.

Slide 1 - Tekstslide

En nu?
Jullie: * Eventuele 1.1 wegwerken.
             * Aangeven bij mij als er iets is/ geregeld moet worden..

Wij: * Verder met het programma. (werkwoordspelling + schrijven 2)
        * Iedere les 15 min lezen.

Ik: *Nakijken fictie 1 (van voor mijn verlof).

Slide 2 - Tekstslide

5c. Schrijven 2 - advertentie (1/2)

Werkwoordspelling:
      - H4 blz 110 - voltooid deelwoord
      - H5 blz 136 - verleden tijd zwakke ww
      - H6 blz 160 - lastige werkwoorden
      - H6 blz 162 - verleden tijd van sterke ww

H4 blz 96 - begrijpelijk schrijven (verslag)
H5 blz 122 - advertentie maken



Slide 3 - Tekstslide

Vandaag:
Herhalen wat we tot nu toe hebben gedaan bij werkwoordspelling. 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm
Een persoonsvorm is altijd een werkwoord. Maar hoe herken je een werkwoord?

Een werkwoord is vaak een woord dat je kunt doen of dat je overkomt. Je kunt een werkwoord ook vervoegen. Weet je nog wat dat is?

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 5 - Tekstslide

Vervoegen
Waarschijnlijk heb je op de basisschool al geleerd dat je een werkwoord in verschillende vormen kunt zetten:

ik-vorm 
jij-vorm (ik-vorm + t)
hij/zij-vorm (ik-vorm + t)
wij-vorm (infinitief/hele werkwoord)

Slide 6 - Tekstslide

De vt van zwakke werkwoorden
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. Je gebruikt een persoonsvorm in de verleden tijd (vt) als iets al gebeurd is.

Bij de meeste werkwoorden maak je de verleden tijd door achter de ik-vorm -de(n) of -te(n) te zetten. Deze werkwoorden noem je zwakke werkwoorden en veranderen dus niet van klank.

Slide 7 - Tekstslide

Dus...
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken. 
  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen. 

Slide 8 - Tekstslide


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
vragen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 9 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
vluchten
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 10 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
stinken
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 11 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
ritselen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 12 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
passen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 13 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
kloppen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 14 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
genieten
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 15 - Quizvraag


Is het woord een zwak of sterk werkwoord?
bewijzen
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Zingen
Klappen
Lopen
Reizen
Fietsen
Kijken
Lezen
Spelen

Slide 17 - Sleepvraag

Zwakke werkwoorden vt

Slide 18 - Tekstslide

't ex kofschip
De regel is dus:
1. Hele werkwoord - en
2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip?
3. ja=t  en nee=d 

VB: durven-en=durv, de 'v' zit er niet in, dus durfde(n)/gedurfd

LET OP!! DEZE REGEL GEBRUIK JE ALLEEN IN DE VT EN BIJ HET VOLTOOID DEELWOORD!!!

Slide 19 - Tekstslide

Noteer de verleden tijd enkelvoud van:
computeren
lachen
fietsen

Slide 20 - Open vraag

Noteer de verleden tijd enkelvoud van:
eten
zitten
drinken

Slide 21 - Open vraag

Afsluiting
* Iedere les je leesboek mee.
* Morgen neemt iedereen het poëzieboekje mee naar school.
* Ik ga de lege vakjes vullen met een 1.1 (afspraken maken alleen in de les, niet via de mail).

Nog tijd? Lezen tot de bel.


Slide 22 - Tekstslide