Grammatica - les 2 - week 2 -2022 - bijvoeglijek bijzin

BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD / ANTECEDENT
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD / ANTECEDENT

Slide 1 - Tekstslide

Heb je de paragraaf over het 'betrekkelijk voornaamwoord' en 'antecedent' al geleerd?

Slide 2 - Poll

Werk aan de winkel dus!

Slide 3 - Tekstslide

Wat weten we nog van de vorige les? 

Slide 4 - Tekstslide

Maak een zin met het woord 'potentieel' waaruit je de betekenis kan afleiden.

Slide 5 - Open vraag

Maak een zin met het woord 'clandestien'

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent 'prominent'?

Slide 7 - Open vraag

Vandaag: betrekkelijke voornaamwoord & antecedent

3.4 --> blz. 117 – 118  
- Je moet een betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent herkennen uit de zinnen. Daarnaast moet je zinnen kunnen verbeteren met foute betrekkelijke voornaamwoorden ( ook: ‘de mensen over wie’, ‘de mensen met wie’, ‘de mensen aan wie’….denk aan gemaakte opdrachten).


Slide 8 - Tekstslide

TOETS: DONDERDAG 20 JANUARI / 4E UUR

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoorden staan aan het begin van een bijvoeglijke bijzin. Een voorbeeld van een zin met een betrekkelijk voornaamwoord: ‘

De som die ik net heb gemaakt’. 

In deze zin is ‘die’ het betrekkelijk voornaamwoord. 
‘De som’ is het antecedent, hetgeen waar ‘die’ naar verwijst.
Bijvoeglijke bijzin
- Een bijzin met een bijvoeglijke bepaling (redekundig: zegt iets over zelfstandig naamwoord)
- Een bijzin die hoort bij een zelfstandig naamwoord en die iets zegt over het onderwerp van de zin: De man die daar loopt
De neushoorn, die oud is, gaat bijna dood. 

uitlegfilmpje: 
https://www.youtube.com/watch?v=7FqY01ubJrU

Slide 12 - Tekstslide

Heb je de uitleg over de bijvoeglijke bijzin doorgenomen? 

Daar staat dat een bijvoeglijke bijzin een zin is met een bijvoeglijke bepaling. 
Nog eventjes opfrissen wat het verschil ook alweer is

--> volgende slide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opgesomd: Bijvoeglijke bijzin 
  • Een bijvoeglijke bijzin zegt iets over een ZN
  • De bijvoeglijke bijzin heeft altijd een PV.
  • Een bijvoeglijke bijzin begint meestal met een betrekkelijk voornaamwoord.
  • De betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wat en wie.
  • De bijvoeglijke bijzin is geen zelfstandig zinsdeel

Slide 15 - Tekstslide

Even kijken of jullie het begrijpen

Slide 16 - Tekstslide

Kun jij de bijvoeglijke bijzinnen vinden in deze tekst?

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

De vrouw die daar fietst is vrolijk
A
De vrouw die
B
die daar fietst is vrolijk
C
De vrouw
D
die daar fietst

Slide 18 - Quizvraag

Uitleg: De vrouw die daar fietst is vrolijk
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die dezelfde functie heeft als een bijvoeglijke bepaling en zegt dus iets over een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord.

> [die daar fietst] zegt iets over het onderwerp en zn [de vrouw]
> bevat persoonsvorm [fietst]


Slide 19 - Tekstslide

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Leraren die veertig uur per week werken, hebben
recht op arbeidstijdverkorting

A
hebben recht op arbeidstijdverkorting
B
hebben recht op
C
leraren die
D
die veertig uur per week werken

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Leerlingen die te laat in de les komen, moeten zich melden.
A
Leerlingen die
B
moeten zich melden
C
Leerlingen die te laat in de les komen
D
die te laat in de les komen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de bijvoeglijke bijzin?

Alle foto's waarop hij te zien was, zijn verdwenen.
A
Alle foto's
B
waarop hij te zien was
C
Alle foto's waarop hij te zien was
D
zijn verdwenen

Slide 22 - Quizvraag

Hoe ging dit?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Wat is het antecedent?

Hij aait het katje dat drie maanden oud is
A
dat
B
Hij
C
drie maanden
D
het katje

Slide 24 - Quizvraag

Heb je 'm weer? 
'Hij aait het katje dat drie maanden oud is.' 

'dat' = betrekkelijk voornaamwoord
‘het katje’ is het antecedent, hetgeen waar ‘dat’ naar verwijst.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het antecedent?

Nelly Dean is de meid van wie we het verhaal vernemen
A
van wie we het verhaal vernemen
B
de meid
C
van wie
D
Nelly Dean is de meid

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het antecedent?

Zij vertelt de historie aan Lockwood, wat een beproefd recept werd voor een vertelling in de 19e eeuw
A
de historie
B
Zij vertelt de historie aan Lockwood
C
wat een beproefd recept werd
D
een vertelling

Slide 27 - Quizvraag

Ik kan een betrekkelijk vnw herkennen, een bijvoeglijke bijzin en een antecednent
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll