Na deze les weten jullie wat een persoonlijk voornaamwoord is
en kun je het persoonlijk voornaamwoord herkennen en gebruiken in een zin
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weten jullie wat een persoonlijk voornaamwoord is
en kun je het persoonlijk voornaamwoord herkennen en gebruiken in een zin
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Voorkennis
Wat weten jullie nog van de geleerde woordsoorten?
Welke kunnen jullie opnoemen?
(zie volgende dia)
Huiswerk bespreken en evaluatie van deze les
Slide 2 - Tekstslide
De woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten. Deze woordsoorten heb je al geleerd:
zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant of ding: kleuter, ooievaar, zonnebloem, tafel, woensdag, mei Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Robin, Amsterdam
lidwoord (lw) de, het, een
werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt: lachen, vervelen Splitsbare werkwoorden moet je splitsen als ze pv zijn: opeten – eet ... op; weggooien – gooi ... weg
Slide 3 - Tekstslide
bijvoeglijk naamwoord (bn) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie, groot
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: houten, ijzeren
vragend voornaamwoord (vr.vnw) staat meestal aan het begin van een vraag: wie, wat, welk(e), wat voor (een)
aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) gebruik je als je iets aanwijst: deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n, dergelijk(e)
Slide 4 - Tekstslide
Wat weten we al van het persoonlijk voornaamwoord?
Pers. vnw=
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld: Faisel kan heel hard schaatsen → Hij kan heel hard schaatsen.
Marije geeft het boek aan Maud → Zij geeft het boek aan haar.
Meer uitleg Powerpoint openen volgende dia of blz. 71 pers. vnw
Slide 5 - Tekstslide
‘Het’ kan een lidwoord of een persoonlijk voornaamwoord zijn.
Het lidwoord het wordt opgevolgd door een bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord.
Het persoonlijk voornaamwoordhet wordt opgevolgd door een werkwoord en kun je vervangen door ‘dat’.
Voorbeeld:
Het is goed.
Dat is goed.
Slide 6 - Tekstslide
nieuwnederlands.online.noordhoff.nl
Slide 7 - Link
Slide 8 - Video
Even checken.
Wie vertelt mij in het kort, wat er zojuist is verteld?
Geen vingers! Ik geef de beurt aan ......................................
Slide 9 - Tekstslide
Nu zelfstandig aan de slag
Wat nu?
Nogmaals doorlezen theorie blz. 71
Opdrachten maken 1 t/ m 6
blz. 71-72
Bespreken opdrachten en evaluatie van de les
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Opdracht: in 2 tallen=
Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd?
Wat moet je onthouden, is belangrijk?
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?
Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?