Scholing basisvaardigheden november

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijswetenschappenWOStudiejaar 1-6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Elles Brockman
Dieuwke de Coole
Noura Akdi
Marieke Wentink
Marleen van der Lubbe Programmamanager peil.MTV
Welkom bij deel 2 van de startscholing basisvaardigheden. Op het Rijksportaal heb je kunnen zien dat Alida in gesprek is geweest met ervaringsdeskundige naziha. Ter voorbereiding op deze middag heb je een ppt kunnen beluisteren. Hierin gaven we uitleg over het programma basisvaardigheden, de definities die we gebruiken, en stipten we de basiskennis aan die je nodig hebt om met besturen en scholen en opleidingen in gesprek te gaan.
Het doel van deze bijeenkomst is dat je weet wat de aard en omvang is van het probleem voor basisvaardigheden in jouw sector. Daarnaast nemen we je mee in hoe je binnen het instellingstoezicht de basisvaardigheden moet meenemen in je onderzoeken. Dit geldt vanaf januari 2022.

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk percentage van de leerlingen haalt het niveau 1F voor respectievelijk taal en rekenen niet?
A
25% en 45%
B
2% en 8%
C
55% en 62%
D
0% en 0%

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van onderstaande vaardigheden verstaan we niet onder basisvaardigheden?
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom weten we minder over de basisvaardigheden in het vo, mbo en ho? Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Het centraal examen is komen te vervallen in 2020
B
Weinig scholen volgen de ontwikkeling van hun leerlingen met genormeerde toetsen
C
De prestaties van mbo-studenten op de centraal examens taal en rekenen worden niet stelselmatig gemonitord
D
De gegevens zijn lastig onderling te vergelijken

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Als je op 15 jarige leeftijd niveau 2F niet hebt behaald, ben je laaggeletterd.
Waar
Niet waar

Slide 8 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Nederlandse leerlingen (16 jaar en ouder) zijn vaker laaggeletterd dan laaggecijferd
Waar
Niet waar

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het grootste verschil tussen kerndoelen en referentieniveaus?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke randvoorwaarden zijn belangrijk voor de basisvaardigheden?
A
Effectieve sturing door de overheid
B
Informatie uit verschillende bronnen in samenhang analyseren
C
Goed toegeruste leraren en schoolleiders
D
Alle drie juist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent van de Nederlandse 15-jarigen wordt bestempeld als risicogroep voor laaggeletterdheid?
A
7%
B
30%
C
24%
D
11%

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een mbo diploma behaalt, voldoe je per definitie aan de vereiste referentieniveaus voor taal. Klopt dit?
A
Ja, voor een diploma moet je een voldoende halen voor Nederlandse taal.
B
Nee, je kunt ook slagen met een onvoldoende voor Nederlands.
C
Nee, het eindcijfer voor Nederlandse taal is opgebouwd uit de resultaten voor meerdere domeinen en niet alles hoeft voldoende te zijn.
D
Ja, want een MBO opleiding is een startkwalificatie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

In de ppt die je vooraf kon beluisteren, heb je de definities gehoord die wij gebruiken binnen het programma basisvaardigheden. De besturen die meedoen aan het eerste stelselonderzoek basisvaardigheden hebben dezelfde definities ontvangen. Hierdoor kunnen we dezelfde taal spreken. Op deze sheet staan de verkorte definities. Na afloop van de scholing komt er een factsheet, waarop de definities ook staan.

Slide 16 - Tekstslide

We hebben zeven conclusies getrokken op basis van literatuurstudie en interviews met inhoudsdeskundigen in het land. Deze conclusies met aanbevelingen, zijn de basis geweest voor de verdere inrichting van het programma basisvaardigheden. De conclusies zijn van algemene aard, en deze lichten we nu voor het PO toe.

Conclusie 1: De aard en omvang van de problematiek is op dit moment niet goed in beeld. Voor po is hier weliswaar voor taal en rekenen relatief goed zicht op, maar voor vve, (v)so, vo en mbo en voor sociale kwaliteit geldt dit in mindere mate.
Conclusie 2: De prestaties van leerlingen op geletterdheid zijn zorgelijk. Vooral de ontwikkeling voor 15-jarige leerlingen in PISA zijn ronduit zorgwekkend en dalend. Opvallend is dat uit nationale en internationale metingen voor po het beeld positiever is voor leesvaardigheid. Ook bij mondelinge taalvaardigheid po worden de ambities voor het fundamentele niveau behaald, maar voor het streefniveau is dat niet het geval. Voor schrijfvaardigheid po zijn de uitkomsten zorgelijk. De prestaties van leerlingen in de sectoren sbo en (v)so zijn op alle vlakken aanmerkelijk lager.

Slide 17 - Tekstslide

Conclusie 3:
Voor gecijferdheid po liggen de prestaties net onder de ambities voor het fundamentele niveau. Het verschil tussen de ambitie en daadwerkelijke prestaties zijn voor het streefniveau aanmerkelijk groter.
Extra aanvulling:
* Voor vo zien we dat vooral leerlingen in vmbo-bb en kb risico hebben op laaggecijferdheid.
Internationale metingen in po en vo laten een redelijk positief beeld zien. Laaggecijferdheid lijkt daarmee een minder groot probleem dan laaggeletterdheid.
Een risico is wel dat met het afschaffen van de rekentoets vo en de centraal ontwikkelde examens mbo de aandacht voor rekenvaardigheid verslapt.

Slide 18 - Tekstslide

Conclusie 4: Wat betreft sociale en maatschappelijke competenties is het moeilijk om uitspraken te doen over het niveau van leerlingen. Voor de kerntaak socialisatie/de sociale en maatschappelijke competenties geldt dat er geen beheersingsdoelen/referentieniveaus zijn.
Extra informatie:
Er zijn geen criteria om te bepalen wat laagpresterende leerlingen zijn, zoals bij taal en rekenen met de referentieniveaus wel het geval is.  Vanwege het ontbreken van standaardnormen voor sociale en maatschappelijke competenties is het dus moeilijk vast te stellen in welke mate leerlingen of studenten beschikken over beperkte sociale en maatschappelijke competenties. We weten dus niet wat de kwaliteit van burgerschapsonderwijs per sector is. Gegevens over de onderwijskwaliteit op dit gebied ontbreken. Vanwege het ontbreken hiervan kunnen we ook niets zeggen over of er sprake is van verschillen tussen sectoren en wat de oorzaken daarvan zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Conclusie 5: Als we inzoomen op de achtergrondkenmerken van de leerlingen, dan zien we dat vooral leerlingen met laag opgeleide ouders lager presteren.
Extra informatie:
We concluderen dat vooral doelgroepkinderen in de voor- en vroegschoolse educatie (achtergrondkenmerken: laagopgeleide ouders, schuldsanering, land van herkomst en verblijfsduur van de moeder in Nederland) risico lopen op een achterstand in taal en rekenen. Achterstanden kunnen het beste op jonge leeftijd worden ingelopen (en voorkomen). Kwalitatief goede vve is daarbij essentieel.

Slide 20 - Tekstslide

We hebben in het Analyserapport niet alleen gekeken naar de aard en omvang van het probleem, we hebben ook in kaart gebracht wat er bekend is over interventies om laaggeletterdheid en laaggecijferdheid, te voorkomen en op te lossen.
Bij het voorkomen van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid gaat het om kenmerken van effectief onderwijs.
Conclusie 6: Voor geletterdheid en gecijferdheid in het funderend onderwijs is er behoorlijk veel bekend over kenmerken van effectief onderwijs (effectieve interventies).

Slide 21 - Tekstslide

Conclusie 7: We zien dat er weinig studies gericht zijn op interventies voor het wegwerken van achterstanden in geletterdheid; de meeste studies zijn gericht op algemene groepen leerlingen en studenten en niet op de inzet van interventies bij specifieke doelgroepen.
Extra informatie:
De meeste studies geven dus zicht op effectieve interventies die bijdragen aan taalontwikkeling in het algemeen en zijn in die zin bruikbaar om taalachterstanden te voorkomen.

Algemeen

Slide 22 - Tekstslide

Enkele opvallende details:
In het Po is de problematiek het duidelijkst in beeld, maar ook alleen op het gebied van taalverzorging en begrijpend lezen (via eindtoetsen) en meer incidenteel via de peilingen op andere gebieden 
 
Geletterdheid
Vooral de ontwikkeling van de leesvaardigheid voor 15-jarige leerlingen gemeten via PISA zijn ronduit zorgwekkend en dalend. 24% van de leerlingen is onvoldoende geletterd. We komen uit onder het EU-gemiddelde.
Opvallend is dat uit nationale en internationale metingen (Eindtoetsen)  voor po het beeld positiever is voor leesvaardigheid. We hebben hier geen eenduidige verklaring voor. Bij het PISA-onderzoek is het vooral een specifiek onderdeel van de leesvaardigheid dat erg tegenvalt (evalueren en reflecteren).
PISA meet ook leesmotivatie. Nederlandse leerlingen scoren onderaan. 42% van de leerlingen vindt lezen tijdverspilling. Ongeveer 60% leest alleen als het moet.
Er is in het PO-veld (publicaties, congressen, scholing, etc.) erg veel aandacht voor verbetering van het lezen en nauwelijks voor mondelinge taalvaardigheid en schrijven. Terwijl deze twee onderdelen veel slechter uit de bus komen. Erg opvallend. Streefniveau wordt alleen voor lezen gehaald.

Gecijferdheid:
Vooral behalen streefniveau in PO is probleem (32,7% van de leerlingen beheerst het streefniveau 1S/2F) (Peil. rekenen-wiskunde 2020). (Op de eindtoets lag dit percentage iets hoger; ruim boven 40%) In het sbo wordt zowel fundamentele als het streefniveau niet gehaald.. De prestaties van sbo-leerlingen zijn significant lager dan de prestaties van bo-leerlingen.
In VO haalt een fors deel van de leerlingen in de afdelingen vmbo-basis en -kader geen voldoende (29% / 34%) voor de rekentoets.
Traditioneel scoren jongens beter bij rekenen, maar meisjes maken een inhaalslag en de verschillen lijken te verdwijnen. Wel zijn er nog belangrijke verschillen tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond.
Voor mbo geen bruikbare info beschikbaar. 

Slide 23 - Tekstslide

Tot dusver kwam de informatie over aard en omvang uit het door de programmagroep opgestelde informatie. We deze info nog actualiseren en aanvullen vanuit de recente Staat en uit Internationale onderzoeken.
De Staat 2021:
De beheersing van de basisvaardigheden taal en rekenen zijn voor de Staat eind po op een rijtje gezet. De resultaten zijn afgezet tegen de beheersing van de referentieniveaus 1F en 1S/2F.
Hiervoor zijn gegevens gebruikt van de laatste beschikbare eindtoets (voor lezen, taalverzorging en rekenen) en de peilingen (voor schrijven/stellen, mondelinge taalvaardigheid en ook weer rekenen.)
Wat valt op:
* Voor alle onderdelen halen we de ambities voor 1F, m.u.v. schrijven.
Er is een verschil in beheersing bij rekenen tussen gegevens uit de Peiling en uit de eindtoets. Bij de peiling scoren leerlingen lager, mogelijk heeft dit te maken met het belang dat leerlingen hechten aan beide toetsen.
Lezen scoort voor alle onderdelen het beste. (opvallend, want er is in het veld heerst het beeld dat het niet goed gaat met lezen).
De scores bij lezen voor 15-jarigen (Pisa) zijn voor Nederland wel teleurstellend. Volgens plaatje.
M.u.v. lezen halen we de ambities voor 1s/2f niet.

Slide 24 - Tekstslide

PIRLS:
De resultaten van PIRLS-2016 laten zien dat Nederlandse leerlingen wederom goed presteren op leesvaardigheid. Met een gemiddelde score van 545 scoren de leerlingen ruim boven het internationale gemiddelde van 500. 
Nederland zakt op de internationale ranglijst steeds verder af. Enerzijds komt dit doordat er twee nieuwe deelnemende landen zijn die bij PIRLS-2016 hoger scoren dan Nederland. Anderzijds is Nederland, ten opzichte van 2001, ingehaald door tien landen. Deze landen laten stijgende leesvaardigheidsscores zien, terwijl de Nederlandse leesvaardigheidsscore de afgelopen tien jaar stabiel is gebleven.

Basisscholieren houden internationaal gezien niet erg van lezen. In vergelijking met leeftijdsgenootjes uit 50 andere landen scoren 10-jarigen laag op de leesattitude. 
TIMMS:
De rekenprestaties van Nederlandse leerlingen zijn in de afgelopen vier jaar significant verbeterd. Nederlandse groep zessers halen in 2019 voor rekenen een gemiddelde score van 538 (TIMSS-gemiddelde is 500) op de TIMSS-toets.
Sinds TIMSS-2003 zijn er telkens kleine schommelingen in de rekenprestaties van Nederlandse leerlingen in groep 6. 

PISA:
In tegenstelling tot eind po, laat lezen bij 15-jarigen een duidelijke dalende trend zien. We scoren hei niet goed.
De problemen zitten vooral bij ‘evalueren en reflecteren op de inhoud van een tekst. Informatie opzoeken doen Nederlandse 15-jarigen goed.

24% van de 15 jarigen in Nederland loopt risico op laaggeletterdheid (PISA, 2018)
Het plezier waarmee 15-jarige leerlingen lezen in Nederland is het laagst van alle landen. 42% van de leerlingen vindt lezen tijdverspilling. Ongeveer 60% leest alleen als het moet.

Slide 25 - Tekstslide

Bij een aantal peilingen is ook het sbo meegenomen.
Mondelinge taalvaardigheid:
SBO → de ambities voor 1F en 2F worden niet gehaald; rond de 41% behaalt 1F niveau (41% luisteren op niveau 1F, 68% spreken en 41% gesprekken op niveau 1F). Voor het onderdeel luisteren haalt 7% niveau 2F.(Peil.Mondelinge taalvaardigheid einde speciaal (basis)onderwijs, 2019).
Schrijven:
SBO → de ambities worden niet gehaald; 33% behaalt 1F niveau, 9% haalt 2F niveau
Rekenen:
Sbo → 15,2% (1F) en 1,8% (1S). De prestaties van sbo-leerlingen zijn significant lager dan de prestaties van bo-leerlingen. De ambities van de commissie-Meijerink voor het einde van het primair onderwijs -85% van de leerlingen behaalt het fundamentele niveau en 65% het streefniveau- worden daarmee zowel in het bo als het sbo niet behaald.

Conclusie
  • Vooral leerlingen met laagopgeleide ouders presteren lager
  • Op jonge leeftijd achterstanden inlopen loont (VVE)
  • Er zijn grote verschillen tussen scholen
  • Er is veel bekend over effectieve interventies, maar vooral in po en over taal/lezen
  • Het is niet bekend in hoeverre besturen en scholen sturen op de inzet van effectieve interventies

Slide 26 - Tekstslide

Analyserapport: er zijn inderdaad problemen, nuance nodig, verschillende voorbeelden van effectieve interventies. Voorstellen voor vervolg: onderzoek en toezicht.

Daar gaat Marieke Wentink jullie meer over vertellen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies