H.4 Spelling-Afkortingen en symbolen

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?




Na deze les weten jullie hoe je afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven









1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?




Na deze les weten jullie hoe je afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven









Slide 1 - Tekstslide

Lees zelfstandig de theorie op blz. 136

Maak zo nodig aantekeningen

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn vijf manieren waarop je woord(groep)en korter kunt schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en een symbool.

Een afkorting is de weergave van een woord(groep) met een beperkt aantal letters; een afkorting spreek je uit als het oorspronkelijke woord.
Een afkorting schrijf je met een of meer punten
Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt:
– e.d. (en dergelijke), Z.M. (Zijne Majesteit).


Slide 3 - Tekstslide

Een letterwoord bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord.
 Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt:

– pin (spreek uit: pin, niet pee/ie/en; betekenis: persoonlijk identificatienummer), 
Wajong (spreek uit: waajong; betekenis: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten).

Slide 4 - Tekstslide

Een initiaalwoord wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters:

– btw (spreek uit: bee/tee/wee; betekenis: belasting over de toegevoegde waarde), NS (spreek uit: en/es; betekenis: Nederlandse Spoorwegen).

Slide 5 - Tekstslide

Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord:
– airco (airconditioning), wifi (wireless fidelity).

Slide 6 - Tekstslide

Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:

Slide 7 - Tekstslide

– V (volt), ml (milliliter), GB (gigabyte).
Bij sommige eenheden wordt in technische en wetenschappelijke teksten een symbool gebruikt, zoals gram (g) en seconde (s), en in gewone teksten een afkorting: 50 gr. (vijftig gram), 10 sec. (tien seconden).

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

Gebruik bij het maken van de opdrachten de theorie op blz. 136
Maken: 
H.3 Spelling
startopdr. + 1 t/m 3
opdr. 5 t/m 8 


( Zie schema werkwoordspelling blz. 275)




Snel klaar?  Je leest verder in je boek

Slide 10 - Tekstslide

                                          H3A-2022

Slide 11 - Tekstslide

                                          H3B-2022

Slide 12 - Tekstslide

H3C

Slide 13 - Tekstslide