Chapitre 5 - grammaire D
1 / 26
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Maak de zin negatief:
Je suis fatigué.
Je suis fatigué.
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
niets
A
ne ... rien
B
ne ... plus
C
ne ... jamais
D
ne ... pas
Slide 17 - Quizvraag
ne ... jamais
A
niet
B
nooit
C
niet meer
D
nog niet
Slide 18 - Quizvraag
ne ... plus
A
niet meer
B
nog niet
C
nooit
D
niet/geen
Slide 19 - Quizvraag
nog niet
A
ne ... rien
B
ne ... jamais
C
ne ... pas
D
ne ... pas encore
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Antwoord in het negatief:
Il mange bien?
Non, il ... (niet) bien.
Il mange bien?
Non, il ... (niet) bien.
Slide 22 - Open vraag
Antwoord in het negatief:
Elle joue le foot?
Non, elle ... (nog niet) le foot.
Elle joue le foot?
Non, elle ... (nog niet) le foot.
Slide 23 - Open vraag
Antwoord in het negatief:
Il a des devoirs?
Non, il ... (nooit) des devoirs.
Il a des devoirs?
Non, il ... (nooit) des devoirs.
Slide 24 - Open vraag
Antwoord in het negatief:
Il peut faire de la natation?
Non, il ... (nog niet) faire de la natation.
Il peut faire de la natation?
Non, il ... (nog niet) faire de la natation.
Slide 25 - Open vraag
Antwoord in het negatief:
Elle prend le petit déjeuner?
Non, elle ... (nooit) le petit déjeuner
Elle prend le petit déjeuner?
Non, elle ... (nooit) le petit déjeuner
