Havo3 Thema 7.6 Voedselproductie

Voedselproductie
Klas 3H - Thema 7.6
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voedselproductie
Klas 3H - Thema 7.6

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt aangeven wat landbouw is en de (intensieve) landbouw in Nederland beschijven.
  • Je kunt voordelen en nadelen van visserij en visteelt beschrijven.
  • Je kunt aangeven welk voordeel het eten van insecten heeft.
  • Je kunt de biologische landbouw beschrijven en de voordelen en nadelen ervan noemen.

Slide 2 - Tekstslide

Landbouw
  1. Akkerbouw
  2. Veeteelt
  3. Tuinbouw
Tot 1950 waren de meeste boeren bedrijven gemengde/ combinatiebedrijven. Dus zowel voedingsgewassen (planten) als landbouwhuisdoeren (dieren). Nu zijn de meeste bedrijven gespecialiseerd in 1 ding.

Slide 3 - Tekstslide

Voedingsgewassen
Akkerbouw: grootschalig, machinaal, altijd buiten

Tuinbouw: kleinschaliger, meer handmatig. Soms buiten, meestal in kassen.

Slide 4 - Tekstslide

Akkerbouw
Vroeger kleine akkers, veel afwisseling.

Door ruilverkaveling zijn de akkers van boeren steeds groter geworden.
Meestal wordt maar één gewas geteeld: monocultuur
Voordelen: grote gespecialiseerde machines, grote opbrengst
Nadelen: gevoelig voor ziektes/ insecten

Slide 5 - Tekstslide

Akkerbouw
Graan
Aardappelen
Suikerbieten
Maïs

Slide 6 - Tekstslide

Akkerbouw - bestrijding
Monoculturen zijn gevoelig voor insecten: boeren gebruiken chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Deze middelen zijn giftig en ook schadelijk voor nuttige organismen.
Deze middelen kunnen ook in het grondwater (sloten) terecht komen.

Slide 7 - Tekstslide

Akkerbouw - bemesting
Er wordt mest gebruikt om de grond van voedingsstoffen te voorzien.

Organische mest: mest van organismen (compost/ koeien)
Kunstmest: mest uit een fabriek
Met kunstmest heeft een boer meer controle.
Mest kan in het grondwater (sloot) terecht komen en verstoort het natuurlijke evenwicht.



Slide 8 - Tekstslide

Biologische landbouw
Vormen van landbouw die minder/ geen impact op het milieu hebben maar toch voldoende voedsel opleveren.





Slide 9 - Tekstslide

Biologische landbouw
Gebruik van biologische gewasbeschermingsmiddelen (niet giftig of zelfs dieren zoals sluipwespen)

Vruchtwisseling om te voorkomen dat ziekteverwekkers de kans krijgen.





Slide 10 - Tekstslide

Wat is géén voorbeeld van akkerbouw?
A
Graan
B
Aardappelen
C
Tulpen
D
Maïs

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een nadeel van grote akkers
A
grote machines nodig
B
veel van hetzelfde gewas bij elkaar
C
gevoeligheid voor ziektes
D
kunstmestgebruik

Slide 12 - Quizvraag

Vruchtwisseling is
A
het moment dat de fruitboom zijn vruchten verliest
B
als er stuifmeel op de stamper komt en de plant dus bevrucht
C
de afwisseling van gewassen op een akker
D
het wisselende aanbod van seizoengebonden fruit in de supermarkten

Slide 13 - Quizvraag

Tuinbouw - in de volle grond
Fruit
Bloembollen
Bloemen
Zaden 



Slide 14 - Tekstslide

Tuinbouw - glastuinbouw
Voordelen van verbouwen in kassen:
Gecontroleerde omstandigheden
Niet afhankelijk van seizoenen

Slide 15 - Tekstslide

Tuinbouw - glastuinbouw
Nadelen:
Hoog energie verbruik (verwarming/ lampen)
10x zoveel energie per kg groente
Gevoelig voor ziekteverwekkers


Slide 16 - Tekstslide

Tuinbouw - bestrijding
In kassen: biologische bestrijding
m.b.v. sluipwespen

Slide 17 - Tekstslide

Tuinbouw - nieuwe ontwikkelingen
Verticale teelt
:
  • Led verlichting
  • Weinig ruimte






Slide 18 - Tekstslide

Tuinbouw - nieuwe ontwikkelingen
Aquaponics
  • vissenkweek
  • plantenkweek
  • afval van de een is voedsel voor de ander



Slide 19 - Tekstslide

Sluipwespen kunnen ingezet worden om een luizenplaag in een tulpenveld te bestrijden
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Dankzij tuinbouw in kassen kunnen exotische fruitsoorten het gehele jaar gekocht en gegeten worden
A
klopt!
B
onzin!

Slide 21 - Quizvraag

Veeteelt
Intensieve veehouderij (bio-industrie/ vee-industrie). Weinig eigen grond, voer moet worden ingekocht (vaak geïmporteerd).

Voordelen: gecontroleerd voer/ krachtvoer. Veel opbrengst van de dieren.




Slide 22 - Tekstslide

Veeteelt
Nadeel: mestoverschot: de dieren produceren veel meststoffen. Deze komen in het milieu terecht.

Oplossing: aangepast voer/ mestverwerking/ export 





Slide 23 - Tekstslide

Visserij
Nadelen van visserij:
Overbevissing: Hierdoor sterft de soort zelf uit, het heeft ook een impact op andere soorten in hetzelfde gebied.
Bijvangst: naast de soorten die geschikt zijn voor consumptie worden ook andere soorten gevangen.






Slide 24 - Tekstslide

Visserij
Oplossing:
Visteelt: gecontroleerde kweek van vis
in tanks of afgesloten stukken zee.







Slide 25 - Tekstslide

Alternatief: insecten eten
Nieuwe ontwikkeling voor westerse landen: eten van insecten.
Goede eiwitbron.
Het is nog niet echt ingeburgerd maar er zijn geen biologische nadelen.








Slide 26 - Tekstslide

Bij intensieve veehouderij draait het VOORAL om
A
dierenwelzijn
B
opbrengsten

Slide 27 - Quizvraag

Zou jij insecten willen eten?
ja, om eens te proberen
ja, als vleesvervanger
nee, getver
ik twijfel

Slide 28 - Poll

Aan het werk
Maak opdracht 31 t/m 38 in het digitale werkboek.

Slide 29 - Tekstslide