beginnen met een werkwoord (ja-nee vragen):
Heb jij een fiets?
Krijg ik morgen een reactie?
Zijn wij het eens over de genomen beslissing?
Bent u tevreden over onze dienstverlening?
Komen zij morgen niet?
Kunnen jullie niet even wachten op ons?
Gaan jullie morgen op vakantie?
Wil jij eigenlijk wel met mij naar de film?
Moet jij niet naar huis?
Zullen we dit samen doen?
Heeft iedereen een uitnodiging gekregen?