Het gouden ei les 8: quiz

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 8
VWO 3
 P3 2021-2022
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie: toegepast op 'het gouden ei'
Les 8
VWO 3
 P3 2021-2022

Slide 1 - Tekstslide

Het Gouden Ei - Tim Krabbé

Slide 2 - Tekstslide

Hoe wordt het verhaal verteld?

Een perspectief geeft aan hoe een verhaal wordt verteld.

We kunnen vier soorten perspectieven onderscheiden:

- Ik-perspectief: vanuit de ik-persoon (in het hoofd)

- Personaal perspectief: vanuit de hij/zij-persoon (in het hoofd)

- Auctoriaal (alwetend) perspectief: helikopterview (de schrijver weet alles van iedereen en levert soms ook commentaar)

- Wisselend perspectief: er wordt afgewisseld tussen de verschillende perspectieven. Er wordt bijvoorbeeld afgewisseld tussen twee hoofdpersonages die elk hoofdstuk vanuit hun eigen ik-perspectief de gebeurtenissen beschrijven.


Slide 3 - Tekstslide

Mening & argumenten

Beoordelingswoorden Je mening geef je door beoordelingswoorden te noemen.
(spannend, mooi, verdrietig, interessant, verrassend, etc.)

Argumenten Je beoordelingswoorden onderbouw je met argumenten. Je legt hiermee uit waarom je het boek spannend, interessant of anders vond. Je kunt hierbij ook nog verwijzen naar een fragment uit het boek om je argumenten extra te ondersteunen.

Slide 4 - Tekstslide

Mening & argumenten

Emotieve argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven wat een verhaal met je doet (emotie). (maakt me vrolijk - spannend - vol vaart - ontroerend - beklemmend)

Realistische argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die aangeven in hoeverre jij een verhaal realistisch vindt. (geloofwaardig - herkenbaar - bedacht - origineel) 

Morele argumenten Je gebruikt beoordelingswoorden die iets zeggen over de keuzes die de personages maken of over de boodschap die de schrijver wil uitdragen. (Goed voorbeeld - keur ik af - asociaal - rechtvaardig - betrokken)

Slide 5 - Tekstslide

Geef je mening over het Gouden ei. Gebruik hierbij een emotief, een moreel en een realistisch argument.
Onderbouw je mening ook (eventueel met voorbeelden uit het boek).

Slide 6 - Open vraag

Quizvragen
Maak de quizvragen over het boek. Hiervoor moet je het boek wel al helemaal gelezen hebben. Nog niet gelezen? Lees het boek eerst uit en maak daarna de vragen.

Slide 7 - Tekstslide

1. Wie zijn Rex en Saskia?
A
Broer en zus
B
Een koppel
C
Vijanden
D
Bejaarden

Slide 8 - Quizvraag

2.Waar ging Saskia iets te drinken halen?
A
Een tankstation
B
De supermarkt
C
De koelkast
D
De Albert Heijn

Slide 9 - Quizvraag

Wat is vakantiebestemming van Rex en Saskia?
A
Hyères
B
Marina di Camerota
C
Londen
D
Ze gingen niet op vakantie

Slide 10 - Quizvraag

4. Bij welk benzinestation stoppen Rex en Saskia?
A
Total-Relais de Servotte
B
Venoy-Grosse-Pierre
C
Nuits St. Georges
D
Ze stoppen helemaal niet, ze rijden door.

Slide 11 - Quizvraag

5. Welk vertelperspectief wordt gebruikt in Het gouden ei?
A
Alwetende verteller
B
Ik-vertelperspectief
C
Hij/zij-vertelperspectief
D
Auctoriale verteller

Slide 12 - Quizvraag

6. Hoe heet de ontvoerder van Saskia?
A
Raymond Ehlvest
B
Raymond Lemorne
C
Raymond Hofman
D
Raymond van Barneveld

Slide 13 - Quizvraag

7. Wat is het beroep van Raymond?
A
dokter
B
leraar scheikunde
C
leraar fysica
D
leraar biologie

Slide 14 - Quizvraag

8. Hoeveel dochters heeft Raymond?
A
2
B
3
C
1
D
geen

Slide 15 - Quizvraag

9. Wordt het verhaal chronologisch verteld?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

10. Wie is Lieneke?
A
Rex' zus
B
Rex' nieuwe vriendin
C
Rex' moeder
D
Rex' buurmeisje

Slide 17 - Quizvraag

11. Waar gaat Rex op vakantie samen met Lieneke?
A
Côte d’Or
B
Marina di Camerota
C
Londen
D
Hyères

Slide 18 - Quizvraag

12. Wat is GEEN thema in Het gouden ei?
A
De kracht van liefde
B
Claustrofobie
C
Dood
D
Vriendschap

Slide 19 - Quizvraag

13. Welke spel spelen Lieneke en Rex op het grasveldje?
A
Badminton
B
Volleybal
C
Voetbal
D
hockey

Slide 20 - Quizvraag

14. Door wie werd zinnetje “Rex, ik vind je lief” geschreven op motorkap?
A
Saskia
B
Sandra
C
Lieneke
D
Raymond

Slide 21 - Quizvraag

15. Wat deed Lemorne met Rex en Saskia?
A
Doden
B
Levend begraven
C
Verkrachten
D
Bestraffen

Slide 22 - Quizvraag

16. Waarover gaat Saskia's en Rex' nachtmerrie?
A
Een moordenaar
B
Een gouden ei dat zweeft in een oneindig heelal
C
Een vork
D
Een Franse clown

Slide 23 - Quizvraag

17. Waar zat het slaapmiddel voor Rex in?
A
In een ijsje
B
In koffie
C
In thee
D
In een smoothie

Slide 24 - Quizvraag

18. Waarom wil Raymond een misdaad plegen?
A
Hij is gestoord
B
Hij werd verplicht
C
Hij vindt dat leuk
D
Hij wil in de gevangenis terechtkomen

Slide 25 - Quizvraag

19. Als 16-jarige springt Raymond Lemorne van een balkon omdat hij..
A
gevolgen van de zwaartekracht wil ervaren.
B
denkt dat hij kan vliegen
C
mogelijkheid van een sprong wil aantonen.
D
depressief is door problemen op school.

Slide 26 - Quizvraag

20. Lemorne verricht een heldendaad door..
A
een meisje te redden.
B
een inbreker te vangen.
C
een hond uit het water te halen.
D
agressieve vader bij zijn moeder weg te houden.

Slide 27 - Quizvraag

21. De wijze waarop Lemorne zijn gruweldaad voorbereidt, is te bestempelen als..

A
amateuristisch
B
uitgebreid en nauwkeurig
C
slordig
D
twijfelend

Slide 28 - Quizvraag

22. Waarom besluit Raymond Lemorne om Rex Hofman op te zoeken?

A
Raymond heeft medelijden met Rex.
B
heeft een advertentie geplaatst in de krant.
C
heeft een oproep gedaan op televisie.
D
geheim niet langer voor zich houden.

Slide 29 - Quizvraag

Einde van deze les

Slide 30 - Tekstslide