Herhaling staatsinrichting moi

H1 Staatsinrichting NL
- Constitutionele monarchie
- Parlementaire democratie
- Luxemburgse kwestie
- Ideologieën, stromingen
- Rechten Eerste en Tweede Kamer
- Klassieke- en sociale grondrechten


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1 Staatsinrichting NL
- Constitutionele monarchie
- Parlementaire democratie
- Luxemburgse kwestie
- Ideologieën, stromingen
- Rechten Eerste en Tweede Kamer
- Klassieke- en sociale grondrechten


Slide 1 - Tekstslide


 Wat is staatsinrichting?
A
De lay-out van een land, zoals bergen, rivieren en steden, aan te duiden.
B
De manier waarop een staat, de regering en het bestuur van een land zijn ingericht
C
Een verzameling van alle wetten van een staat
D
De manier waarop mensen hun stem kunnen uitbrengen

Slide 2 - Quizvraag

Koninkrijk der Nederlanden
Wie heeft de macht?
1815-1840 Willem I    constitutionele monarchie, veel macht
1840-1849 Willem II  parlementaire democratie, grondwet 1848 minder macht
1849-1890 Willem III minder macht, parlementaire democratie, Luxemburgse kwestie

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 4 - Quizvraag

1815 Constitutionele monarchie
Koninkrijk met een grondwet, daarin staat:
- hoe het land geregeerd wordt
- wat de belangrijkste rechten van de burgers zijn
- dat ministers weinig invloed hebben, dienaren koning

Rijke burgers zijn ontevreden, ze wilden meer invloed op het bestuur (liberalen).

Slide 5 - Tekstslide

Grondwet van Thorbecke
1848 > koning Willem II

Parlementaire democratie:
- regering is afhankelijk van een parlement
- gekozen via algemeen kiesrecht
- hoogste macht bij het parlement
- Eerste - en Tweede Kamer = Staten Generaal

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een parlementaire democratie?
A
Dat de koning alles beslist
B
De vertegenwoordigers kiezen het volk voor in het parlement
C
Het volk zit zelf in het parlement
D
Het volk kiest vertegenwoordigers voor in het parlement

Slide 7 - Quizvraag

Luxemburgse kwestie 1867

  • Frankrijk wil Luxemburg kopen van Nederland. 
  • Willem III gaat met ze onderhandelen
  • Pruisen (Duitse Bond) is het daarmee oneens
  • Willem III verklaart Luxemburg onafhankelijk zonder toestemming van parlement en regering
  • Gevolg: aftreden alle ministers
  • Koning werd gecorrigeerd door het parlement!!!!

Slide 8 - Tekstslide

De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoordelijkheid

Slide 9 - Quizvraag

Wie kan gezegd hebben: "Mijn vader had Thorbecke nooit die grondwet moeten laten schrijven"
A
Thorbecke
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 10 - Quizvraag

Nederland steeds democratischer
1848 censuskiesrecht, ±12% van de mannen
1887 caoutchouc-artikel, ± 25% van de mannen
1917 algemeen kiesrecht mannen, passief kiesrecht vrouwen
1919 algemeen kiesrecht mannen en vrouwen   

1919 24 jaar en ouder mag stemmen
1965 21 jaar en ouder mag stemmen
1983 18 jaar en ouder mag stemmen

Slide 11 - Tekstslide

Caoutchouc-artikel 1887


  • De 'rubberen regel' komt in de Grondwet, waarbij het kiesrecht wordt gegeven aan volwassen mannen 'die daarvoor geschikt zijn'.
  • Lekker vaag, dat was ook de bedoeling. Zo konden de eisen worden verlaagd.
  • Lekker flexibel...... als rubber

Slide 12 - Tekstslide

Politieke stromingen, wat willen ze?
  • Liberalisme: vrijheid, weinig overheidsbemoeienis
  • Socialisme: gelijkheid, komen op voor de arbeiders, algemeen kiesrecht
  • Confessionalisme: gaan uit van het geloof (protestants en katholiek)--> christelijk > geld voor bijzondere scholen

Ideologie = geheel van ideeën over de samenleving

Slide 13 - Tekstslide

Welke stroming of beweging mist?
A
De kuyperianen
B
De verzuilers
C
De feministen
D
De communisten

Slide 14 - Quizvraag

Leiders
Liberalen: Thorbecke
Socialisten: Troelstra
Katholieken: Schaepman
Protestanten: Kuyper

Slide 15 - Tekstslide

Caoutchouc artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 16 - Quizvraag

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
Meer mannen mogen stemmen
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 17 - Quizvraag

Het algemeen kiesrecht werd ingevoerd in 1919.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de Staten Generaal?
A
Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Eerste en Tweede Kamer
D
Regering

Slide 19 - Quizvraag

Rechten Tweede Kamer
  1. Recht van enquête > onderzoek doen
  2. Recht van interpellatie > in gesprek/discussie gaan
  3. Recht van budget > uitgaven controleren
  4. Recht van initiatief > wetsvoorstel indienen
  5. Recht van amendement > wetsvoorstellen wijzigen

Slide 20 - Tekstslide

Deze rechten van de Tweede Kamer zijn?
A
wetgevende
B
controlerende rechten
C
controlerende en wetgevende rechten

Slide 21 - Quizvraag

Rechten Eerste Kamer
  1. Recht van enquête
  2. Recht van interpellatie
  3. Recht van budget

Controlerende rechten!

Slide 22 - Tekstslide

Deze rechten van de Eerste Kamer zijn?
A
wetgevende rechten
B
controlerende rechten
C
controlerende en wetgevende rechten

Slide 23 - Quizvraag

Welke rechten hebben zowel de Eerste als de Tweede Kamer?
A
recht van enquête recht van budget
B
recht van iniatief recht van begroting
C
recht van amendement recht van enquête
D
recht van amendement recht van iniatief

Slide 24 - Quizvraag

Klassieke grondrechten 








Sociale grondrechten

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten?
A
Bij klassieke krijg je bescherming van de overheid.
B
Bij klassieke wordt je tegen de overheid beschermd.
C
Bij sociale krijg je bescherming van de overheid.
D
Bij sociale wordt je beschermd door de klassieke grondrechten.

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer werden de sociale grondrechten toegevoegd aan de grondwet
A
18e eeuw
B
19e eeuw
C
20e eeuw
D
21e eeuw

Slide 27 - Quizvraag

Staatsvorming
Succes met de toets!

Slide 28 - Tekstslide

Pacificatie van 1917
Pacificatie = vrede 
Drie problemen worden opgelost:
  • Schoolstrijd: bijzonder onderwijs krijgt nu ook subsidie
  • Kiesrechtkwestie: algemeen kiesrecht mannen + passief kiesrecht vrouwen wordt ingevoerd
  • Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

Slide 29 - Tekstslide

Hoe kan je de schoolstrijd het best beschrijven?

Slide 30 - Open vraag

Welke twee groepen steunen elkaar in 1917?

Slide 31 - Open vraag