Bijeenkomst 2 - Periode 1 - 21 22 - Taalverwerving - Ieder spreekt zijn eigen taal

1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik: wat is je bijgebleven van het vorige college over jeugdliteratuur?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

+10min. Ieder groepje krijgt één begrip. Twee minuten overleggen... Wat kun je nog zeggen over?
Aanrader leeslogboek

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijeenkomst 2 - ieder spreekt zijn eigen taal
Aan het einde van het college:
  • Weet je dat taal een functie, een betekenis en een systeem heeft.
  • Kun je drie functies van taal beschrijven. 
  • Kun je beschrijven welke woordtypen voor taalfouten/ verwarring bij kinderen kunnen zorgen.
  • Kun je verschillende niveaus van taal benoemen en uitleggen.

Slide 5 - Tekstslide

Dan is het zo dat taal constant in ontwikkeling is. Ben wel benieuwd of jullie dit herkennen. Wat zijn recente taalveranderingen? 'Eigenlijk' 
https://onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/weblog/het-nepnieuws-rond-de-e-ans 
https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_de_Nederlandse_spelling#Spellingwijziging_van_2006_(Nederland_en_Vlaanderen) 

Slide 6 - Tekstslide

We gaan het hebben over de vraag wat taal nu precies is; die kennis heb je nodig om goed taalonderwijs te kunnen geven.
Wat is taal?

Slide 7 - Open vraag

+25min. 
Taal is constant in ontwikkeling.
Herkenbaar? 

Slide 8 - Tekstslide

Dan is het zo dat taal constant in ontwikkeling is. Ben wel benieuwd of jullie dit herkennen. Wat zijn recente taalveranderingen? 'Eigenlijk' 

Slide 9 - Tekstslide

Wat kun je nog meer zeggen over taal? Taal kan je ook verrassen, op het verkeerde been zetten, zoals hier...
Een opvallende titel 
Het vervolg 

Slide 10 - Tekstslide

Door woorden die meerdere betekenissen hebben; die komen zo ook terug in het college. 
Taal van alledag 

Slide 11 - Tekstslide

...

Slide 12 - Tekstslide

Een zin kan soms meerdere betekenissen hebben. Kan het ook lastig maken om de betekenis te doorgronden. Komen we straks op terug. 
Wat is taal?
  • Taal heeft een functie. 
  • Taal heeft een betekenis. 
  • Taal heeft een systeem. 

Slide 13 - Tekstslide

+30min. Waar het op neer komt...en wat je ook terug kunt vinden in Basiskennis Taalonderwijs, is dat taal een functie, betekenis en systeem heeft. Die drie aspecten van taal gaan we nu verder bespreken. 
Taal heeft een functie.



Taal heeft drie functies:

1. een communicatieve of sociale functie
2. een conceptualiserende functie (middel om grip te krijgen op de werkelijkheid)
3. een expressieve functie

Slide 14 - Tekstslide

Communicatieve functie: een boodschap doorgeven. Is altijd van toepassing in een sociale context​
Conceptualiserend: denk aan samenvatting maken. Je probeert de werkelijkheid te vangen in taal​. Je gebruikt taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en een greep te krijgen op de werkelijkheid.
Expressief: emoties uiten, of iets op een originele manier verwoorden

Slide 15 - Tekstslide

DIT HOORT BIJ DE COMMUNCATIEVE OF SOCIALE FUNCTIE VAN TAAL. 

--> Zender verpakt een boodschap --> ontvanger moet deze boodschap weer uitpakken.

Slide 16 - Tekstslide

+40min. 
Hierdoor ontstaan ook vaak miscommunicaties. Of bijv.: hoe vond je de les: heel erg boeiend; dat hoef je niet zo te zeggen... ik zeg toch dat ik het boeiend vond enz.
--> Sociale functie: direct overgaan op actie, geen ruimte voor discussie. 

Slide 17 - Tekstslide

- zelfhandhaving: zichzelf verdedigen of bezit beschermen (Die had ik!)
- zelfsturing: eigen handelingen met woorden ordenen of plannen aankondigen (Dan ga ik eerst naar de bakker en dan naar de supermarkt.)​
- sturing van anderen: beïnvloeden van gedrag van anderen (Zullen we gaan zwemmen?)
- structurering van het gesprek (Mag ik even wat zeggen?)
De sociale taalfuncties verwijzen naar de communicatieve functie van taal.​
Sociale taalfuncties
Welke sociale taalfuncties herken je in het volgende fragment (3.25-3.55)?
  • zelfhandhaving
  • zelfsturing
  • sturing van anderen
  • structurering van het gesprek

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Link

+35min. 
zelfsturing: ik word vandaag de kok
sturing van anderen: mag ik één broodje? / jij gaat het erin doen 
zelfhandhaving / sturing van anderen: kan je ietsjes zachter?
Zelfsturing
Sturing van anderen
zelfhandhaving
Structurering van het gesprek
Ik lees de vraag en jij geeft het antwoord.
Zullen we vanmiddag samen spelen?
Willen jullie even naar mij luisteren? 
Ik ga eerst naar huis en daarna kom ik bij jou spelen. 

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

rapporteren: vertellen wat er gebeurd is.​
Redeneren: chronologisch ordenen, trekt conclusies, relaties tussen oorzaak en gevolg​
Projecteren: proberen te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van anderen of projecteren. Bijvoorbeeld: 'ik denk dat hij dit heel erg vindt'
Taal heeft een functie.

Taal heeft drie functies:

1. een communicatieve of sociale functie
2. een conceptualiserende functie (middel om grip te krijgen op de werkelijkheid)
3. een expressieve functie

Slide 22 - Tekstslide

Communicatieve functie: een boodschap doorgeven. Is altijd van toepassing in een sociale context​
Conceptualiserend: denk aan samenvatting maken. Je probeert de werkelijkheid te vangen in taal​
Expressief: emoties uiten, of iets op een originele manier verwoorden
Tamara zegt tegen haar vriendin: 'Ik denk dat Maria het helemaal niet leuk vindt dat zij vanmorgen niet met ons mocht spelen. Zij kijkt de hele tijd chagrijnig.' Van welke cognitieve taalfunctie is hier sprake?
A
rapporteren
B
redeneren
C
projecteren
D
filosoferen

Slide 23 - Quizvraag

+50min. 
Taal heeft een functie.

Taal heeft drie functies:

1. een communicatieve of sociale functie
2. een conceptualiserende functie (middel om grip te krijgen op de werkelijkheid)
3. een expressieve functie
Welke functie kun je toeschrijven aan het gedicht 'Mi have a droom'?

Slide 24 - Tekstslide

Communicatieve functie: een boodschap doorgeven. Is altijd van toepassing in een sociale context​
Conceptualiserend: denk aan samenvatting maken. Je probeert de werkelijkheid te vangen in taal​. Je gebruikt taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en een greep te krijgen op de werkelijkheid.
Expressief: emoties uiten, of iets op een originele manier verwoorden
Welke functie kun je toeschrijven aan het gedicht 'Mi have a droom'?
A
communicatieve functie
B
sociale functie
C
conceptualiserende functie
D
expressieve functie

Slide 25 - Quizvraag

+35min.
Patricia schrijft een boodschappenbriefje voor haar kerstinkopen.
Wat is de belangrijkste taalfunctie in deze situatie?
A
de communicatieve functie
B
de sociale taalfunctie
C
de conceptualiserende functie
D
de expressieve functie

Slide 26 - Quizvraag

+55min. + pauze +65min. + in groepen verder = 70 min. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is taal?
  • Taal heeft een functie. 
  • Taal heeft een betekenis. 
  • Taal heeft een systeem. 

Slide 28 - Tekstslide

Waar het op neer komt...en wat je ook terug kunt vinden in Basiskennis Taalonderwijs, is dat taal een functie, betekenis en systeem heeft. Die drie aspecten van taal gaan we nu verder bespreken. 

Slide 29 - Tekstslide

De betekenis van woorden is niet altijd even duidelijk. Zagen we aan het begin met het woord 'plassen' en de krantenkoppen die verschillende dingen konden betekenen... Een aantal begrippen die jullie in dit verband moeten kennen - omdat dat woordtypen zijn die voor kinderen ook lastig kunnen zijn bij het leren van de taal, zie je hier... Daar krijgen jullie nu een opdracht bij. 
Loesje heeft niet altijd gelijk... 
Het NRC maakt curieuze opmerkingen... 

Slide 30 - Tekstslide

Je hebt geschreven taal. Daar zijn bepaalde regels voor, die niet altijd goed worden nageleefd en waar mensen moeite mee hebben. 

WAT STAAT DAAR NU EIGENLIJK?
Opdracht
Ieder blaadje is bedoeld voor één begrip. 
Noteer bovenaan het blaadje het begrip (groot!).
synoniem, homoniem, homograaf, homofoon, polyseem
Noteer daaronder een definitie van het begrip. 
timer
6:00

Slide 31 - Tekstslide

+75min. 

Slide 32 - Tekstslide

Wat hoort bij wat? Steek het juiste blaadje op. 
1= synoniem
2 = polyseem
3 = homoniem

Slide 33 - Tekstslide

4=homofoon
5=homograaf

Slide 34 - Tekstslide

+80min.
Quizje
  • synoniem
  • homoniem
  • homograaf 
  • homofoon
  • polyseem

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quizje
Er volgen zo een aantal voorbeelden van synoniemen, homoniemen, homografen, homofonen en polysemen
Geef aan waar het volgens jullie een voorbeeld van is. 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 plassen

Slide 37 - Tekstslide

polyseem (resultaat) / homoniem (actie)
2 portemonnee & beurs 

Slide 38 - Tekstslide

synoniem
3 verfrommel

Slide 39 - Tekstslide

homograaf
4 reizen & rijzen

Slide 40 - Tekstslide

homofoon
5 hark

Slide 41 - Tekstslide

polyseem
6 echter & maar

Slide 42 - Tekstslide

synoniem
7 pitten

Slide 43 - Tekstslide

homoniem
8 leiden & lijden

Slide 44 - Tekstslide

homofoon
9 verspringen

Slide 45 - Tekstslide

homograaf
10 glas

Slide 46 - Tekstslide

polyseem
In de zin: “Het valt hem rouw op zijn dak”
is 'rouw' verkeerd gespeld.
'Rouw' is verward met 'rauw'.

De vraag: Hoe komt dat?

A
rouw en rauw zijn homofonen
B
rouw en rauw zijn homografen
C
rouw en rauw zijn homoniemen
D
rouw en rauw zijn synoniemen

Slide 47 - Quizvraag

+90 min. 
Wat is taal?
  • Taal heeft een functie. 
  • Taal heeft een betekenis. 
  • Taal heeft een systeem. 

Slide 48 - Tekstslide

Waar het op neer komt...en wat je ook terug kunt vinden in Basiskennis Taalonderwijs, is dat taal een functie, betekenis en systeem heeft. Die drie aspecten van taal gaan we nu verder bespreken. 
Verschillende niveaus/
domeinen van taal

Slide 49 - Tekstslide

Verschillende niveaus van taal. 
Hier komen we nog op terug bij het college Taalbeschouwing.
Dit sluit ook aan bij wat je kinderen op school leert als het gaat om taal. 
Huis huizen verhuizen verhuisbericht ​
Verhuisberichtbezorger​
Morfeem: kleinste betekenisdragende eenheid.​
Begrijpen lezen, begrijpend lezen (d heeft betekenis)​
Ook ge- ver on ont pre –en, -s​
Foneem kleinste eenheid --- gesprek of voordracht grootste eenheid.​
Morfologie--- bv taalkundig ontleden​
vrij morfeem– tuin –tuinpad twee morfemen.​
Gebonden morfeem –tje.​
In hoofdstuk 10 wordt dieper ingegaan op deze thema's. 

Slide 50 - Tekstslide

Zijn verbonden aan de niveaus van taal. 

Domeinen van taalonderwijs
timer
5:00

Slide 51 - Tekstslide

+110min. 
Welke overeenkomsten en verschillen zie je tussen de indelingen van taaldomeinen op verschillende websites?

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

https://www.slo.nl/sectoren/po/kerndoelen/ "De kerndoelen zijn samen met de referentieniveaus voor rekenen en taal de belangrijkste landelijke leerplankaders in het primair onderwijs. Kerndoelen geven aan wat leerlingen in een bepaald deel van hun opleiding moeten kennen en kunnen. Het zijn streefdoelen met veel ruimte voor eigen invulling. In de praktijk hebben veel scholen behoefte aan concretisering. Om scholen meer houvast te bieden, heeft SLO ook tussendoelen en leerlijnen ontwikkeld."​
Via tussendoelen en leerlijnen hebben taalmethodes zelf een meer gedetailleerde indeling gemaakt. Met het oog op eenduidigheid zijn in een recente publicatie ‘Tussendoelen & Leerlijnen bij Kerndoelen’ van de Stichting Leerplanontwikkeling en het Expertisecentrum Nederlands de tussendoelen en kerndoelen in een en hetzelfde ontwikkelingsperspectief geplaatst. ​
----------------------------------------------------------------------​
In de linkerkolom: de kerndoelen: aanbodsverplichting, zegt nog niets over het niveau dat kinderen moeten bereiken Sinds 2010 de Wet referentieniveaus vormen samen met het referentiekader taal en rekenen de wettelijke kaders voor het taalonderwijs in de basisschool. Rechts de domeinen zoals uitgewerkt in de kennisbasis taal. In het midden de inhoud van deze module, gebaseerd op de kerndoelen en de kennisbasis taal. Tussen haakjes het nummer van de bijeenkomst. Vandaag: taalverwerving als onderdeel van de mondelinge taalvaardigheid die behoort bij het kerndoel Mondeling onderwijs en als domein mondelinge taalvaardigheid wordt onderscheiden in de kennisbasis. B2 mondelinge vaardigheden en B8 FMK vallen ook binnen dit domein.

Slide 55 - Tekstslide

Ga staan als je het eens bent met...

Slide 56 - Tekstslide

Afronding Paar terugvragen