Thema 3 - bs 1, 2, 3

Startopdracht
Pak je boek er bij
Ga naar Thema 3 - basisstof 1
Maak opdracht 8 op blz. 191


timer
3:30
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
biologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Pak je boek er bij
Ga naar Thema 3 - basisstof 1
Maak opdracht 8 op blz. 191


timer
3:30

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema 3: bloedsomloop, bs 1-3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- Herhaling basisstof 1
- Theorie basisstof 2
              Bloedvaten
              Bloedsomloop
- Oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basisstof 1 leerdoelen

Bloed

Je moet de bestanddelen van bloed kunnen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloed
Onderdeel 1 is een witte bloedcel. Deze doodt ziekteverwerkers.

Onderdeel 2 is bloedplasma. Hierin zit water, opgeloste stoffen en plasma-eiwitten

Onderdeel 3 zijn bloedplaatjes die zorgen voor bloedstolling. 

Onderdeel 4 is een rode bloedcel. Deze vervoert zuurstof

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Witte bloedcel
Wel celkern
Ziekteverwekkers onschadelijk maken
Rode bloedcel
Geen celkern
Zuurstof vervoeren
Bloedplaatje
Geen celkern
Bloedstolling

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes zorgen voor bloedstolling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rode bloedcellen krijgen hun rode kleur door een bepaald stofje. Door deze stof worden de rode bloedcellen niet alleen rood, maar kunnen ze ook makkelijk zuurstof opnemen.
Hoe heet deze stof?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er in bloedplasma aanwezig? Meerdere antwoorden zijn goed
A
Bloedplaatjes
B
Water
C
Opgeloste stoffen
D
Eiwitten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënten met de ziekte aids zijn gevoeliger voor ziekteverwekkers dan gezonde mensen. Ze krijgen bijvoorbeeld snel een longontsteking.

Dat komt doordat bepaalde bloeddeeltjes door het aidsvirus (hiv) worden vernietigd.
Welke bloeddeeltjes worden door het aidsvirus vernietigd?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Basisstof 2 leerdoelen
De bloedsomloop
- Je kunt 3 typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies
- Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen
- Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke begrippen
slagader                                                                        ader
haarvaten                                    grote bloedsomloop
kleine bloedsomloop       dubbele bloedsomloop
kleppen (in aders)                                      

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aders
Dunne wand, kleppen, zuurstofarm bloed

Slagaders
Dikke spierlaag, pulseert (voel je kloppen)
Zuurstofrijk bloed

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aders

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Haarvaten
in de haarvaten vind gaswisseling plaats.

in de organen: zuurstof wordt afgegeven en koolstofdioxide opgenomen.
zuurstofrijk->zuurstofarm

in de longhaarvaten: koolstofdioxide wordt afgegeven en zuurstof opgenomen
zuurstofarm->zuurstofrijk

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvaten
  • Slagader: van het hart weg, hoge bloeddruk, dikke en elastische wand, diep in lichaam
  • Haarvaten: wand één cellaag dik, lage bloeddruk, uitwisseling voedings- en afvalstoffen
  • Ader: naar het hart toe, lage bloeddruk, dunne wanden, minder diep in lichaam, kleppen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Ga naar bladzijde 198 (Thema 3, bs2)
Maak opdracht 1
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Ader                                                                                                                      Slagader          


1 De wand van het bloedvat is .....                                                           1. De wand van het bloedvat is .....
2 De bloeddruk is .....                                                                                    2. De bloeddruk is .....
3 Ze liggen tussen .....                                                                                  3. Ze liggen tussen .....
4 Ze bevatten ..... zuurstof                                                                         4. Ze bevatten .... zuurstof

Haarvat
1 De wand van het bloedvat is .....
2 De bloeddruk is .....
3 Ze liggen tussen .....
4 Ze bevatten aan het begin .....  zuurstof en aan het einde .....  zuurstof 



timer
4:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedsomloop
1. Neem je schrift erbij
2. Teken mee

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedvatenstelsel
  • Slagader: naam van orgaan waar bloed naartoe stroomt + slagader
  • Ader: naam van orgaan waar bloed vandaan komt + ader
  • Poortader: zuurstofarm bloed met voedingsstoffen van darmen naar lever
  • In holle ader komen aders uit
  • Uit aorta takken slagaders af

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kleine bloedsomloop

Functie: zuurstof halen bij de longen

hart longen hart

aan het begin zuurstofarm daarna zuurstofrijk
Grote bloedsomloop

Functie: zuurstof brengen bij de organen

hart organen hart

aan het begin zuurstofrijk daarna zuurstofarm

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht(en)
Maak opdracht 3 en 4 van Th3 bs2

timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor typen bloedvaten heeft een mens? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Haarvaten
B
Trilvaten
C
Slagaders
D
Aders

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aders bevatten kleppen, vooral de aders in armen en benen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleppen in aders zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt de verkeerde richting in
A
Niet waar
B
Waar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding zie je het hart met longen
en een aantal bloedvaten. De weg die het
bloed door het lichaam aflegt, noem je de
bloedsomloop. Welke bloedsomloop zie
je in deze afbeelding?
A
De grote bloedsomloop
B
De kleine bloedsomloop
C
De bloedsomloop

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De dubbele bloedsomloop gaat bij een omloop 2 keer door ......
A
De longen
B
Het hart
C
De organen
D
De hersenen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke wand is het dunst?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Lees: Thema 3 basisstof 2
Maak: Opdracht 1 t/m 4 + 8

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Maak:
Thema 3 - basisstof 2
Opdracht  7
timer
3:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7a
7b

Slide 34 - Tekstslide

7A 
Kleine bloedsomloop
Er wordt zuurstof opgenomen terwijl het bloed van plaats wisselt omdat er in de longen zuurstof wordt opgenomen

Bij de grote bloedsomloop zou de hoeveelheid zuurstof afnemen terwijl het bloed van plaats wisselt omdat het lichaam zuurstof gebruikt

7B
Er is altijd een beetje zuurstof in het bloed dus diagram 1 en 2 zijn onmogelijk

Bij diagram drie wordt zuurstof afgegeven aan het weefsel via de haarvaten. Dit gebeurd dus in de grote bloedsomloop. 

Bij diagram vier wordt zuurstof opgenomen in het bloed. Dit gebeurt dus alleen in de kleine bloedsomloop. 
Het hart
- Startopdracht
- Leerdoelen
- Theorie:
Bouw van het hart
Werking van het hart
- Controle leerdoelen

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basisstof 3 Leerdoelen
Hart
- Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies

- Je kunt beschrijven hoe de hartslag verloopt

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Buitenkant hart
Om het hart ligt de kransslagader.

De kransslagader brengt vanuit de aorta  zuurstofrijk bloed naar de hartspieren.

De kransader brengt zuurstofarm bloed naar de holle ader.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Binnenkant hart
Aan de bovenkant van het hart zitten de boezems. 

Aan de onderkant zitten de kamers.
in het hart zitten hartkleppen.

In de slagaders zitten halvemaanvormige kleppen.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartkleppen
Tussen de boezems en de kamers zitten de hartkleppen.


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Halvemaanvormige kleppen
Tussen het hart en de slagaders zitten de halvemaanvormige kleppen.

Deze voorkomen dat bloed terug het hart in stroomt. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw hart (schematisch)
1. Pak je schrift en potlood
2. Teken mee

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basisstof 3 Leerdoelen
Hart
- Je kunt de delen van het hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies

- Je kunt beschrijven hoe de hartslag verloopt

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem de onderdelen:
timer
3:30

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eindopdracht
Een molecuul glucose wordt in de darmen van een diabetes-patient opgenomen en gaat uiteindelijk naar de nieren, waar het wordt uitgescheiden via de urine. 

Via welke bloedvaten gaat dit molecuul achtereenvolgens?
Begin met: Darmhaarvaten
Eindig met: Nierhaarvaten
timer
3:00

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerking
Maak dan opdracht 1 t/m 3
Ga naar Thema 3, basisstof 2

Verder nog vragen?

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hart
1 rechterboezem
2 linkerboezem
3 bovenste holle ader
4 aorta
5 longslagader
6 longader
7/12 hartklep
8/13 halvemaanvormige klep
9 linkerkamer
10 rechterkamer
11 onderste holle ader

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het hart heeft veel spierweefsel.
Welk deel van het hart is het meest gespierd?
A
Rechterboezem
B
Linkerboezem
C
Rechterkamer
D
Linkerkamer

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De linkerkamer heeft een gespierde wand, omdat het bloed door de aorta moet pompen. Hier is veel kracht voor nodig
A
Niet waar
B
Waar

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de longslagader zuurstofrijk of zuurstofarm? (van het hart af)
A
Zuurstofarm
B
Zuurstofrijk

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt bloed het hart binnen?
A
Linkerkamer
B
Rechterkamer
C
Linkerboezem
D
Rechterboezem

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het bloedvat van de longen naar het hart?
A
Holle ader
B
Longslagader
C
Aorta
D
Longader

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een 'hartslag van 68' trekt het hart zich per minuut 68 x samen
A
waar
B
niet waar

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een hartslag trekken eerst de boezems samen, en dan de kamers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Lees: Th3 Bs 3
Maak: Opdracht 4, 5, 9

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies