De Beoordelingscriteria van een Schrijfexamen 3F TOA

De Beoordelingscriteria van een Schrijfexamen 3F TOA
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Beoordelingscriteria van een Schrijfexamen 3F TOA

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je de beoordelingscriteria van een schrijfexamen 3F TOA uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Dit is het leerdoel van de les. Bespreek dit met de studenten om ze te laten weten wat ze zullen leren.
Wat weet je al over de beoordelingscriteria van een schrijfexamen 3F TOA?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Samenhang
Een belangrijk beoordelingscriterium is samenhang. Dit betekent dat je tekst logisch en duidelijk moet zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat samenhang betekent en geef voorbeelden van teksten met en zonder samenhang.
Afstemming doel
Een ander beoordelingscriterium is afstemming doel. Dit betekent dat je tekst moet aansluiten bij het doel van de opdracht.

Slide 5 - Tekstslide

Bespreek met de studenten wat het doel van een schrijfopdracht kan zijn en waarom het belangrijk is om je tekst hierop af te stemmen.
Afstemming publiek
Een derde beoordelingscriterium is afstemming publiek. Dit betekent dat je tekst moet aansluiten bij je lezer.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat afstemming publiek betekent en bespreek waarom het belangrijk is om je tekst af te stemmen op je lezer.
Spelling
Een vierde beoordelingscriterium is spelling. Dit betekent dat je tekst geen spelfouten mag bevatten.

Slide 7 - Tekstslide

Benadruk het belang van spelling en bespreek tips voor het vermijden van spelfouten.
Grammatica
Een vijfde beoordelingscriterium is grammatica. Dit betekent dat je tekst grammaticaal correct moet zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Beschrijf de belangrijkste grammaticaregels en geef voorbeelden van grammaticafouten die vaak gemaakt worden.
Interpunctie
Een zesde beoordelingscriterium is interpunctie. Dit betekent dat je tekst correcte leestekens moet bevatten.

Slide 9 - Tekstslide

Bespreek het belang van interpunctie en geef voorbeelden van correcte en incorrecte interpunctie.
Oefening
Laten we nu oefenen met het beoordelen van een tekst aan de hand van de criteria die we hebben besproken.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de studenten een tekst om te beoordelen en bespreek de antwoorden in de klas.
Voorbeeldtekst
Laten we nu kijken naar een voorbeeldtekst en de criteria toepassen.

Slide 11 - Tekstslide

Geef de studenten een voorbeeldtekst en bespreek in hoeverre deze voldoet aan de beoordelingscriteria.
Zelfreflectie
Reflecteer nu op je eigen schrijfvaardigheden. Hoe goed voldoe je aan de beoordelingscriteria?

Slide 12 - Tekstslide

Geef de studenten de tijd om na te denken over hun eigen schrijfvaardigheden en wat ze nog kunnen verbeteren.
Tips
Hier zijn nog wat tips om je schrijfvaardigheden te verbeteren: lees veel, schrijf regelmatig, vraag feedback en gebruik hulpmiddelen.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de studenten nuttige tips om hun schrijfvaardigheden te verbeteren.
Opdracht
Als afsluiting van deze les schrijf je een korte tekst en beoordeel je deze aan de hand van de beoordelingscriteria.

Slide 14 - Tekstslide

Geef de studenten een korte schrijfopdracht en bespreek de antwoorden in de klas.
Herhaling
Laten we de beoordelingscriteria nog eens herhalen: samenhang, afstemming doel, afstemming publiek, spelling, grammatica, interpunctie.

Slide 15 - Tekstslide

Herhaal de beoordelingscriteria om ervoor te zorgen dat de studenten ze goed onthouden.
Einde
Dit is het einde van de les. Bedankt voor het meedoen!

Slide 16 - Tekstslide

Bedank de studenten voor hun deelname en geef eventueel nog huiswerk of aanvullende leestips.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.