Cursus 7 spelling Hoofdletters en leestekens

Welkom
Pak voor je:
-tablet
-pen en boek

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak voor je:
-tablet
-pen en boek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Hoofdletters
  • Leestekens: dubbele punt
  • Opdrachten maken

Lesdoel: aan het eind van de les weet ik wanneer ik een hoofdletter gebruik. Aan het eind van de les weet ik wanneer ik een dubbele punt gebruik.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Goed of fout?
In Januari is het winter.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Goed of fout?
Jan Van der Veen
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Goed of fout?
Noord-Holland
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Leestekens

Slide 8 - Tekstslide

Meer LEESTEKENS

Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens: 
komma, dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 9 - Tekstslide

Verschillen in betekenis


1. Ik houd van honden, eten en boeken lezen.

2. Ik houd van honden eten en boeken lezen. 

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 10 - Tekstslide

KOMMA
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit. Je zet een komma
– tussen twee persoonsvormen;
– tussen de delen van een opsomming 
(behalve voor het woord en);
– na een naam of een uitroep aan het begin van een zin;
– voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra.

Slide 11 - Tekstslide

DUBBELE PUNT
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.

Slide 12 - Tekstslide

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 13 - Quizvraag

Hij heeft verschillende hobby's voetbal tennis volleybal en lezen
Verbeter!

Slide 14 - Open vraag

Weet jij (nog) wat een citaat is?

Slide 15 - Woordweb

DUBBELE PUNT in een citaat
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een ‘citaat’. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens:
– Amina zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’
–  Ravi vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
– ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Amina.

Slide 16 - Tekstslide

GEEN citaat
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft (dus niet letterlijk),
gebruik je geen aanhalingstekens. en geen dubbele punt.

–  Amina zei dat zij overmorgen jarig is.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

Mo heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 18 - Open vraag

Juist of onjuist:
Jara zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Hoofdletters: moeilijk of makkelijk?
0100

Slide 20 - Poll

Leestekens?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Aan de slag!
Wat? Maak opdr. 1 t/m 6 op blz. 226
Hoe lang? 20 minuten 
Hoe? Zelf en stil
Hulp? Docent of theorie op blz. 226
Uitkomst? We bespreken de opdrachten  volgende week
Klaar? Lees de theorie op blz. 228 en begin aan opdr. 1 t/m 5
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide