Les 8: Het medialandschap


MEDIAWIJSHEID



Basis/Kader 3 - Periode 2
Les 8: Het medialandschap
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


MEDIAWIJSHEID



Basis/Kader 3 - Periode 2
Les 8: Het medialandschap

Slide 1 - Tekstslide

LET OP: deze les is optioneel. Je kan/mag deze les dus gebruiken, maar is niet verplicht in het curriculum.
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

..ken je de begrippen medialandschap, publieke/commerciële omroep, doelgroep, persconcentratie en mediapluriformiteit. (R) 
...weet je hoe het medialandschap er in Nederland uitziet. (R)
...kan je uitleggen welke rol de overheid heeft in dat medialandschap. (T1)
...kan je uitleggen dat media zich richten op doelgroepen en daar voorbeelden bij geven. (T1)
...kan je uitleggen wat mediapluriformiteit is. (R)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het medialandschap
John de Mol jr. heeft met zijn bedrijven veel invloed op het medialandschap in Nederland. 
Het medialandschap wordt bepaald door alle mediamerken bij elkaar op alle soorten (massa)media: radio, televisie, internet, tijdschriften.
John de Mol jr.
Misschien wel de bekendste mediaman van Nederland. Met zijn bedrijven heeft hij veel invloed op het medialandschap van Nederland. Hij heeft het eerste reality-programma Big Brother bedacht en kwam later met The Voice. Hij heeft aandelen in de televisiezender SBS6 en is ook eigenaar van Sky Radio.
medialandschap
Alle mediabedrijven in Nederland. 
Tekst gesproken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer dan één medium
Veel bedrijven zijn crossmediaal. Dat wil zeggen dat ze zich met verschillende mediums bezighouden: Linda de Mol (de zus van) heeft een tijdschrift, een website, een app en tegenwoordig ook een eigen online televisiekanaal. De Volkskrant heeft een krant, een website en een Nieuws-app. Sommige programma’s van BNNVARA worden ook voor YouTube gemaakt.


crossmediaal
Een mediabedrijf is op meerdere mediakanalen actief. Bijvoorbeeld: Een bedrijf zit op internet en televisie.
Tekst gesproken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroepen
Veel mediabedrijven zijn opgericht vanuit een bepaalde gedachte. Dit kan zijn een religieuze of politieke boodschap, of omdat iemand iets creatiefs heeft bedacht, of omdat iemand mooie verhalen kan vertellen en soms ook omdat iemand met een heel goed idee geld kan verdienen.
Tekst gesproken

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroepen
De reden waarom een medium is opgericht, noemen we een identiteit. De identiteit van BNNVARA is om jongeren informatieve, vernieuwende, maar vooral leuke programma’s te brengen. De christelijke televisiezender EO wil vooral het Bijbelse verhaal vertellen en John de Mol wil graag geld verdienen met zijn televisieprogramma’s.

Omdat het lastig is om een product te maken waar heel Nederland graag naar kijkt, luistert of in leest, richten de meeste mediabedrijven zich op een doelgroep.
doelgroep
Een groep met grotendeels dezelfde eigenschap(pen) waar bedrijven zich op richten. Bijvoorbeeld: Een speelgoedreclame die zich richt op kinderen.
identiteit
Kenmerkende eigenschappen die iets of iemand maken tot wie of wat ze zijn. 
Tekst gesproken

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgroep
Je kunt mensen indelen in verschillende groepen: man/vrouw, jong/oud/heel oud, sportief/creatief. Mensen die houden van reizen, de natuur, auto’s, voetbal, paarden, golf, vissen, boten, puzzels en ga zo maar door. De doelgroep van Nickelodeon bestaat uit jonge kinderen die van cartoons houden. De app 9292ov is voor alle mensen die veel met het openbaar vervoer reizen. Het tijdschrift Linda Meiden is gemaakt voor jonge vrouwen van 17-28 jaar die graag lezen over mode, mannen, relaties en series.
Tekst gesproken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

NOS journaal

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

De Linda

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

Donald Duck

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

National Geographic

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij het volgende mediamerk aan wie de doelgroep is. Geef de volgende kenmerken aan: man/vrouw/beide, leeftijd en/of specifieke interesses.

Veronica Inside

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Publieke omroep
Maar ook de Nederlandse overheid drukt met de Nederlandse publieke omroep (NPO) een grote stempel op het medialandschap in Nederland. 
De overheid betaalt verenigingen om televisie en radio te maken op de publieke omroep. Dit zijn bijvoorbeeld de NOS, BNNVARA, AVRO-TROS, Omroep Max, PowNed, de EO en nog een aantal meer.
vereniging
Een organisatie die leden heeft en bepaalde doelen nastreeft. 
publieke omroep
De publieke omroep zendt programma's uit voor alle groepen in de samenleving, betaald vanuit belastinggeld en reclameopbrengsten (STER).
Tekst gesproken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Commerciële omroep
Het overgrote deel van de media is commercieel, dat betekent dat ze winst moeten maken om te blijven bestaan. Er zijn hiervoor twee manieren:
  1. Abonnementen; consumenten betalen geld om gebruik van media te maken via een abonnement. 
  2. Advertenties
    ; adverteerders betalen geld voor hun reclames rondom programma’s.
concument
Mensen die dingen of diensten koopt om deze te gebruiken. Bijvoorbeeld: iemand met een Netflix abonnement is consument van Netflix.
commerciële omroep
Als doel hebben om winst te maken.
adverteerders
Een bedrijf die geld betaald om reclame te morgen maken. Bijvoorbeeld: Coca Cola betaald geld om reclame te maken in een reclameblok. 
Tekst gesproken

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Advertenties en vloggers
Enzo Knol had zoveel views (hoe vaak de video is bekeken) dat bedrijven hem gratis producten toestuurden om in zijn vlog te gebruiken. Niet veel later kreeg hij zelfs veel geld betaald uit advertenties rondom zijn video’s. Als je naar een programma van RTL kijkt, dan krijg je advertenties voor, tussen en na het programma. Je kunt gratis kijken, maar in ruil daarvoor zie je dus reclame. De gratis krant op het station zit vol met reclame, de app en website van NU.nl staan vol met reclame en hoe beter deze reclames op jou zijn afgestemd, hoe groter de kans is dat jij er op klikt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Artikel uit het nieuws
Lees het artikel uit de Trouw op de volgende dia. Beantwoord daarna de vragen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Artikel:
Gedragscode: Vloggers beloven eerlijker te zijn over wat er gesponsord is

Een groep van ruim dertig YouTubers komt met een gedragscode voor het aanprijzen van producten in vlogs.

Als YouTube-vlogster Jiami Jongejan een broodje bapao van de Vegetarische Slager krijgt, gaat het dan om sponsoring of om een recensie-exemplaar? Nike vliegt haar naar Londen voor een nieuwe hardloop-app. Kan dat? In de week van de mediawijsheid komt een groep YouTubers met een gedragscode voor reclames in de vlogs die ze maken. Artikel 1 van deze Social Code: ‘We vermelden het als we worden betaald om reclame te maken voor een merk, product of dienst’. Bron: Trouw, 2017

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de doelgroep van Enzo Knol?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke twee manieren verdient Enzo Knol geld met zijn vlogs?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het goed dat YouTubers het vertellen wanneer ze een product aanprijzen tegen betaling?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Abonnementen en Netflix
Voor de nieuws-app van de Volkskrant moet je juist betalen om het nieuws te kunnen lezen. Je moet een abonnement afsluiten en dan krijg je toegang tot de krant. Hetzelfde geldt voor tijdschriften, maar bijvoorbeeld ook voor Spotify en Netflix.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:16
Vul aan:
Big Brother was de eerste ...
A
Soap
B
Vlog
C
Reality-tv serie
D
Talkshow

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

02:29
Wat was de eerste reactie van Linda de Mol op het idee van Big Brother?
A
Wat een gek idee.
B
Wat een spannend idee.
C
Wat een fantastisch idee.
D
Het slaat de plank helemaal mis.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:19
Wat waren de twee redenen dat andere mediabedrijven in dit programma niets zagen.
A
Het was duur en een groot risico.
B
Het was een groot risico en concurrentie met het eigen merk (GTST).
C
Het was duur en concurrent met het eigen merk (GTST).
D
Het was concurrent met het eigen merk (GTST) en niemand had interesse.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

04:26
Hoe groot was het risico dat John de Mol nam met dit programma?
A
8 miljoen gulden
B
10 miljoen gulden
C
12 miljoen gulden
D
15 miljoen gulden

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:02
Is Big Brother uitgezonden op de publieke omroep of de commerciële omroep?
A
Publieke omroep
B
Commerciële omroep

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:02
Vul in:
Door de reclameblokken tussen het programma door ...
A
verdiende het programma geld en wilden mensen weten hoe het afliep.
B
verdiende het programma geen geld en zapten mensen weg.
C
verdiende het programma geld, maar zapten mensen weg.
D
verdiende het programma geen geld en mensen wilden weten hoe het afliep.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:16
In welk jaar kwam Big Brother voor het eerst op de televisie?
A
1998
B
1999
C
2000
D
2001

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pluriformiteit in de media
Veel mediabedrijven bezitten meerdere mediamerken. Dat is soms goedkoper en je kunt zo gemakkelijk samenwerken. Wanneer een bedrijf meerdere mediamerken bezit, noemen we dat persconcentratie. Zo zijn bijna alle Nederlandse kranten onderdeel van één bedrijf. De websites van AD, Brabants Dagblad, Tubantia lijken verdacht veel op elkaar, vind je niet?
persconcentratie
Wanneer verschillende mediamerken onder één eigenaar of bedrijf vallen, noemen we dat persconcentratie.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het Algemeen Dagblad
Het Brabants Dagblad
Turbantia

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pluriformiteit in de media
De Nederlandse overheid vindt dat niet altijd slim. Zij wil mediapluriformiteit, dat betekent dat mediamerken juist duidelijk van elkaar verschillen op inhoud. Als verschillende maatschappelijke organisaties, religies en politieke visies goed te zien zijn in ons medialandschap, kunnen mensen makkelijker kiezen wat bij hen past.
mediapluriformiteit
nhoudelijke verschillen. Bijvoorbeeld: Pluriforme media. Een Christelijke omroep, een omroep voor jongeren etc.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat mediapluriformiteit betekent.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat persconcentratie betekent.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het voor bedrijven interessant om bijvoorbeeld alle kranten van Nederland uit te geven of meerdere televisiezenders te hebben?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk dat mensen verschillende meningen te horen krijgen via de media?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • Medialandschap
  •  Doelgroep
  • Identiteit
  • Publieke omroep
  • Commerciële omroep
  • Mediapluriformiteit
  • Persconcentratie

  • Crossmediaal
  • Consument
  • Adverteerder

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
medialandschap
A
Alle mediabedrijven in de Benelux
B
Alle mediabedrijven in Europa
C
Alle mediabedrijven in Nederland
D
Alle mediabedrijven in de wereld

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
doelgroep
A
Een groep met grotendeels dezelfde eigenschap(pen) waar bedrijven zich op richten.
B
Een groep met verschillende eigenschap(pen) waar bedrijven zich op richten.
C
Een groep met verschillende eigenschap(pen) waar mensen zich op richten.
D
Een groep met grotendeels dezelfde eigenschap(pen) waar mensen zich op richten.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
identiteit
A
Kenmerkende eigenschappen van een bedrijf die het maakt tot wat het verkoopt.
B
Kenmerkende eigenschappen van een vlogger die maakt tot wat hij/zij wilt laten zien.
C
Kenmerkende eigenschappen die omroepen maken tot wat zij willen laten zien.
D
Kenmerkende eigenschappen die iets of iemand maken tot wie of wat ze zijn.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
publieke omroep
A
Deze zendt programma's uit voor alle groepen in de samenleving, betaald vanuit belastinggeld.
B
Deze zendt programma's uit voor doelgroepen in de samenleving, betaald door reclames.
C
Deze zendt programma's uit voor alle groepen in de samenleving, betaald vanuit reclames.
D
Deze zendt programma's uit voor doelgroepen in de samenleving, betaald door belastinggeld.

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
commerciële omroep
A
Deze zendt programma's uit voor alle groepen in de samenleving, betaald vanuit belastinggeld.
B
Deze zendt programma's uit voor doelgroepen in de samenleving, betaald door reclames.
C
Deze zendt programma's uit voor alle groepen in de samenleving, betaald vanuit reclames.
D
Deze zendt programma's uit voor doelgroepen in de samenleving, betaald door belastinggeld.

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
persconcentratie
A
Wanneer alle mediamerken onder één eigenaar of bedrijf vallen.
B
Wanneer twee mediamerken onder één eigenaar of bedrijf vallen.
C
Wanneer verschillende mediamerken onder één eigenaar of bedrijf vallen.
D
Wanneer verschillende mediamerken onder meerdere eigenaars of bedrijven vallen.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede betekenis van het begrip:
mediapluriformiteit
A
Dat media op een duidelijke manier van elkaar verschillen.
B
Dat media op een duidelijke manier met elkaar overeenkomen.
C
Dat media op meerdere manieren met elkaar verschillen.
D
Dat media bij meer bedrijven horen.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist?
In Nederland hebben we enkel commerciële mediabedrijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse Publieke Omroep bestaat uit:
A
Verschillende zenders
B
Verschillende massamedia
C
Verschillende omroepen
D
Verschillende bedrijven

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De beste omschrijving van doelgroepen is:
A
Wie je bent en waarom je dat bent.
B
De redenen waarom een mediabedrijf is opgericht.
C
Papier waarop staat dat een mediabedrijf mag uitzenden.
D
Een groep met grotendeels dezelfde eigenschappen.

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van mediapluriformiteit is:
A
RTL4, RTL5, RTL7 en RTL8.
B
BNR Nieuws, NOS Achtuurjournaal, RTL Nieuws en De Volkskrant.
C
NPO1, NPO2 en NPO3.
D
Heel Holland Bakt, Boer zoekt Vrouw en Studio Sport.

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 50 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies