GR les 9: werkwoorden en rollen


Nederlands

Grammatica 
H1A P1 2029-2020

Les 9:

werkwoorden & rollen





1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Nederlands

Grammatica 
H1A P1 2029-2020

Les 9:

werkwoorden & rollen





Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige lessen
Je kunt nu: 
  1. ... de zinsdelen (wwgez, ow, lv, mv) in een zin benoemen.
  2. ... de woordsoorten (lw, zn, bn, pvnw, bzvnw, vz) in een zin benoemen.
  3. ... een zin in zinsdelen verdelen.

Resultaat = 
Je hebt 3 van de 4 leerdoelen van de lessenserie grammatica bereikt!

Slide 2 - Tekstslide

Wat nog overblijft ...
Dat wil zeggen dat er nog 1 leerdoel over is, namelijk:

Je kunt zelf zinnen maken met een aantal gegeven woordsoorten en zinsdelen.

Voordat je hiermee aan de slag gaat, maken we een tussenstapje.
Waarom?
Om het zelf zinnen maken wat makkelijker te maken.

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les ...


... weet je wat de functie is van het belangrijkste werkwoord in de zin. 

... kun je de rollen (zinsdelen) die het belangrijkste werkoord uitdeelt benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg

Op de volgende slides volgt uitleg over:

  • de functie van het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • de zinsdelen die het belangrijkste werkwoord kan uitdelen in de zin.

Lees de uitleg goed door voordat je aan de opdrachten begint!

Slide 5 - Tekstslide

Functie van het werkwoord
Het belangrijkste werkwoord in de zin is de regisseur.  
Het deelt de rollen (= zinsdelen) uit. Het bepaalt welke zinsdelen in een zin kunnen voorkomen. 

Welke zinsdelen kan het werkwoord 'slaan' bij zich hebben?
1.  iemand kan slaan - onderwerp (hoofdrolspeler)                       
2. iemand kan worden geslagen - lijdend voorwerp (bijrolspeler, ondergaat)   

'Slaan' kan de zinsdelen 'onderwerp' en 'lijdend voorwerp' bij zich hebben. 
Mijn buurvrouw slaat haar kind. 
(buurvrouw = ow - haar kind = lv, slaat = wwgez)

Slide 6 - Tekstslide

Functie van het werkwoord
Welke zinsdelen kan het werkwoord 'vergeten' bij zich hebben?

1. iemand kan vergeten - onderwerp (hoofdrolspeler)    
2. iets kan worden vergeten - lijdend voorwerp (bijrolspeler, ondergaat)   

'Vergeten' kan de zinsdelen 'onderwerp' en 'lijdend voorwerp' bij zich hebben. 

Ik vergeet mijn huiswerk. 
(ik = ow = mijn huiswerk = lv - vergeet = wwgez)

Slide 7 - Tekstslide

Functie van het werkwoord
Welke zinsdelen kan het werkwoord 'geven' bij zich hebben?     
1. iemand kan geven - onderwerp (hoofdrolspeler)    
2. iets kan worden gegeven - lijdend voorwerp (bijrolspeler die ondergaat)   
3. aan iemand kan worden gegeven - meewerkend voorwerp (bijrolspeler die ontvangt) 

'Geven' kan de zinsdelen 'onderwerp', 'lijdend voorwerp' en meewerkend voorwerp bij zich hebben. 

De docent geeft strafwerk aan de leerling. 
(de docent = ow, strafwerk = lv, aan de leerling = mv, geeft = wwgez)

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Op de volgende slides volgt steeds een werkwoord. 

Opdracht: Bepaal welke zinsdelen dit werkwoord uit kan delen.
Voorbeeld 1: Welke rollen kan praten uitdelenonderwerp
Voorbeeld 2: Welke rollen kan lezen uitdelenonderwerp - lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp

Na de eerste 3 werkwoorden volgt een toelichting. Daarna niet meer. Deze zou je er zelf bij kunnen bedenken. 

Slide 9 - Tekstslide

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

1. huilen
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Toelichting bij huilen


Iemand kan huilen: Ik huil.
ik = onderwerp


Slide 11 - Tekstslide

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

2. lezen
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Toelichting bij lezen

Iemand kan iets lezen: Ik lees een boek

ik = onderwerp
een boek = lijdend voorwerp



Slide 13 - Tekstslide

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

3. blaffen
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Toelichting bij blaffen

Iemand kan blaffen: De hond blaft.

de hond = onderwerp

Slide 15 - Tekstslide

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

4. pesten
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

5. kijken
A
onderwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

6. kopen
A
onderwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

7. eten
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 19 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

8. koken
A
onderwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 20 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

9. drinken
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 21 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

10. knuffelen
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 22 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

11. bellen
A
onderwerp
B
onderwerp, lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 23 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

12. aaien
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 24 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

13. bakken
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 25 - Quizvraag

Welke rollen kan het werkwoord uitdelen?

14. sturen
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend voorwerp
C
onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 26 - Quizvraag

Einde van de les!

Well done!

Slide 27 - Tekstslide