KD zwem H6
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke 3 fasen zijn er in het motorisch leerproces. (zie H4)
Slide 2 - Open vraag
Welke 8 basiselementen zijn er
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Een methode is:
A
Een geheel van stappen in een logische volgorde
B
Een weldoordachte manier van handelen om een bepaald doel te bereiken
C
De manier waarop je kinderen vaardigheden aanleert
D
Alle antwoorden zijn juist.
Slide 11 - Quizvraag
Welke van de onderstaande stellingen is juist?
I. Je geeft een kind een gevoel van veiligheid bij het leren zwemmen door de ouders bij de eerste les(sen) aanwezig te laten zijn
II. Je geeft een kind een gevoel van veiligheid bij het leren zwemmen door de namen van de kinderen te leren.
I. Je geeft een kind een gevoel van veiligheid bij het leren zwemmen door de ouders bij de eerste les(sen) aanwezig te laten zijn
II. Je geeft een kind een gevoel van veiligheid bij het leren zwemmen door de namen van de kinderen te leren.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Een belangrijke functie van het voortraject is:
A
Zwemslagen aanleren
B
Plezier krijgen in het zwemmen
C
Door het gat leren zwemmen
D
In het diepe durven springen
Slide 13 - Quizvraag
Een makkelijke manier om ‘te water te gaan’ is:
A
vanaf een drijvend voorwerp
B
achterwaarts
C
met kleren aan
D
zittend
Slide 14 - Quizvraag
Wanneer start je aan het hoofdtraject?
A
Wanneer een kind zelfstandig kan drijven
B
Wanneer het door het gat durft.
C
Wanneer het de schoolbeenslag kan
D
Wanneer het onderwater durft te kijken
