Formatieve toets chapitre 1 26-10-25

Bonjour !
Bonjour! 
1 / 104
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 104 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour !
Bonjour! 

Slide 1 - Tekstslide

Revision génèrale Ch 1

Slide 2 - Tekstslide

le programme d'aiujourd'hui
1. Fais 24 a /ex b,c p43 +Ex 25 a,b p.44, ex 26 a,b p.45
2-Révision général les articles,les pronoms personnels, verbes avoire et les phrases cles



Slide 3 - Tekstslide

L'objtif / les objectifs
Tu seras capable de comprendre et d'utiliser:
  1.  les artcles
  2. les pronoms personnels
  3. le verbes avoir
  4. les phrases-clés

Slide 4 - Tekstslide

au travail!
timer
1:00000

Slide 5 - Tekstslide

les articles 
 de lidwoorden in het Frans

Slide 6 - Tekstslide

Een lidwoord is in het Nederlands:
A
de
B
het
C
een
D
voor

Slide 7 - Quizvraag

Het lidwoord 'een ' vertaal je met:
A
le .la ,l'
B
un, une
C
les

Slide 8 - Quizvraag

Het lidwoord 'de / het' vertaal je met:

A
le, la, l'
B
le
C
la
D
l'

Slide 9 - Quizvraag

De/het 

le 
la 
l' 
les 
Een 

un 
une 

Slide 10 - Tekstslide

De/het = le / la / les / l'

le = mannelijk
la = vrouwelijk
l' = woorden die beginnen met een klinker/h
les = meervoud
Een = un/une

un = mannelijk
une = vrouwelijk 

Slide 11 - Tekstslide

Onbepaalde lidwoorden ( een)
LE père                UN père
LA mère             ..... mère
               LE frère                .... frère               
     LA famille           ....  famille
 LE bébé               ..... bébé

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je het lidwoord:

une
A
bij woorden: enkelvoud mannelijk
B
bij woorden: enkelvoud vrouwelijk
C
bij woorden: in het meervoud

Slide 13 - Quizvraag

SLEEP DE MANNELIJKE WOORDEN IN DIT VLAK
SLEEP DE VROUWELIJKE WOORDEN IN DIT VLAK
UNE 
IDÉE
UN AGENDA
UNE GLACE
UN PROF

Slide 14 - Sleepvraag

Mnl.
Vrl.
Mv.
de/het
een
Les articles (de lidwoorden) |
Un
La / L'
Une
Les
Des
Le /L'

Slide 15 - Sleepvraag

welk lidwoord?
... exercice
A
la
B
l'
C
le
D
les

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het lidwoord:

les
A
bij woorden die enkelvoud mannelijk zijn
B
bij woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
C
bij woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
D
bij woorden die meervoud zijn

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer gebruik je het lidwoord:

l'
A
bij woorden die enkelvoud mannelijk zijn
B
bij woorden die enkelvoud vrouwelijk zijn
C
bij woorden die enkelvoud zijn en beginnen met een klinker/h
D
bij woorden die meervoud zijn

Slide 18 - Quizvraag

Le
La
L'
Les
garçon
prof
copains
plage
frères
soeur
copine
amie
exercice
exemple
chien

Slide 19 - Sleepvraag

welk lidwoord?
......poisson
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 20 - Quizvraag

welk lidwoord?
.....plage
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 21 - Quizvraag

welk lidwoord?
.....semaine
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 22 - Quizvraag

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?
A
le
B
la
C
des
D
un

Slide 23 - Quizvraag

Je gebruikt 'le' als lidwoord bij:
A
an, hôtel
B
poisson, copain
C
France, copine
D
poissons, copains

Slide 24 - Quizvraag

Vul in: le/ la/ l'/ les
J'aime ... chats.

Slide 25 - Open vraag

C'est un chien, c'est ...........chien de Pierre
A
le
B
l'
C
la
D
les

Slide 26 - Quizvraag

Laura a une copine , c'est ...........soeur de Laurent
A
le
B
la
C
les

Slide 27 - Quizvraag

il a des amis, ce sont ......... ami de Patrick
A
les
B
l'
C
le
D
la

Slide 28 - Quizvraag

Vervang le/ la/ l'/ les door un/
La plage de Cagnes-sur-Mer est .... plage rocheuse (rotsachtig)

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

sept
dix
quatre
six
un
neuf
cinq
huit
deux
trois
quinze
onze
quatorze
dix-sept
dix-huit
dix-neuf
douze
seize
vingt
treize
1
2
3
5
4
6
7
8
9
10
11
17
16
18
20
12
13
14
15
19
Les nombres

Slide 31 - Sleepvraag

les pronoms personnels 
persoonlijke voornaamwoorden

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijke voornaamwoorden.
je
elles
nous
il
tu
elle
vous
ils
on

Slide 34 - Sleepvraag

Slide 35 - Tekstslide

Avoir
(hebben)
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 36 - Sleepvraag

ai
as
a
avons
avez
ont
elles
Anne
Nous
tu
J'
vous
La famille
ils

Slide 37 - Sleepvraag

Sleep de personen naar de juiste vorm van het werkwoord avoir.
ai
avons
ont
a
as
avez
tu
j'
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
Sara
Mes parents
Mon père

Slide 38 - Sleepvraag

Nous ... une grande tente.

Slide 39 - Open vraag

Il (avoir) 4 ans.
A
avons
B
ont
C
a
D
as

Slide 40 - Quizvraag

Vervoeg 'avoir'

Nous
A
as
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 41 - Quizvraag

Lynn et Jochem ... un portable.

Slide 42 - Open vraag

Kies de juiste vorm van het werkwoord avoir.

on ..
A
avez
B
ont
C
a
D
avons

Slide 43 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:

Elles ................. une voiture rouge
A
ont
B
avez
C
avons
D
a

Slide 44 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 45 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 46 - Quizvraag

La famille

Slide 47 - Tekstslide

La famille
le père "luh per" = de vader                                                l'oncle "lonkluh" = de oom
la mère "la mer" = de moeder.                                           la tante " la tant" = de tante
le fils "luh fies" = de zoon                                                    le cousin "luh koesehn = de neef
la fille "la fiejuh" = de dochter                                           la cousine " la koesien" = de nicht
le frère "luh frer" = de broer                                               le grand-père "luh gran per = de opa
la soeur " la seur" = de zus                                                 la grand-mère "la gran mer = de oma

le neveu "luh nuhveu" = de neef (zoon van broer/zus)
la nièce "la njes" = de nicht (dochter van broer/zus)

Slide 48 - Tekstslide

la famille
la grand-mère
mamie
la soeur
la fille
la mère
maman
le frère
le fils
le grand-père
papi
le père
papa

Slide 49 - Sleepvraag

La famille:
la mère
de vader
de moeder
de zoon
de broer
de zus
de ouders
het kind
de dochter
la fille
le fils
le père
le frère
l'enfant
la soeur
les parents

Slide 50 - Sleepvraag

de broer
de kat
de hond
de vis
de zus
het meisje
de dag
de familie
la famille
le frère
la soeur
le chien
le chat 
le poisson
le jour 
la fille

Slide 51 - Sleepvraag

aussi
la fille
het zwembad
de jongen
il y a
la famille
les parents
l'hôtel
altijd
geweldig
avec
in
le garçon
ook
génial(e)
toujours
dans
met
het meisje
la piscine
er is, er zijn
de ouders
de familie
het hotel

Slide 52 - Sleepvraag

Les vacances
La famille
les animaux
la soeur
la plage
le chat
le père
la mer
le cousin
le chien
la piscine
le frère

Slide 53 - Sleepvraag

le copain
la famille
le poisson
le chat
le chien
de vriend
de familie, het gezin
de vis
de kat
de hond

Slide 54 - Sleepvraag

1. Hoe gaat het met jou?
2. Het gaat goed
3. Hoi
4. Met mij ook
A. Ça va bien.
B. Salut
C. Moi aussi
D. Comment vas-tu?

Slide 55 - Sleepvraag

J'ai treize ans. 
Comment tu t'appelles ? 
Tu as quel âge ? 
Ik ben dertien jaar. 
Hoe heet je? 
Hoe oud ben je? 

Slide 56 - Sleepvraag

Comment tu t'appelles?
Tu as quel age ?
Tu habites où?
Tu as un chien?
Oui, il s'appelle Fox
Je m'appelle Thomas.
J'ai  11 ans.
J'habite àLa Haye.

Slide 57 - Sleepvraag

reponds en francais.
Comment tu t'appelles?

Slide 58 - Open vraag

Slide 59 - Tekstslide

1. Hoe gaat het met jou?
2. Het gaat goed
3. Hoi
4. Met mij ook
A. Ça va bien.
B. Salut
C. Moi aussi
D. Comment vas-tu?

Slide 60 - Sleepvraag

Hoe gaat het met jou?
Het gaat goed
Hoi
Met mij ook
Ca va bien.
Salut
Moi aussi
Comment vas-tu?

Slide 61 - Sleepvraag

Beantwoord:
Tu as un jardin?

Slide 62 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Mon numéro/chat est le 06573723893

Slide 63 - Open vraag

quelque chose

Slide 64 - Open vraag

Frankrijk

Slide 65 - Open vraag

Beaucoup

Slide 66 - Open vraag

Pourquoi

Slide 67 - Open vraag

Er is, er zijn

Slide 68 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
J'organise/ je suis Roos.

Slide 69 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Il a quel chat/âge?

Slide 70 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Tu as un frère/dans?

Slide 71 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Théo est aussi là, c'est le copain/ le message de Chloé.

Slide 72 - Open vraag

Traduis:
Waar woon je?

Slide 73 - Open vraag

Traduis:
Hoe heet je?

Slide 74 - Open vraag

Traduis:
J'habite à Nieuwegein

Slide 75 - Open vraag

Traduis:
Tu as un chat?

Slide 76 - Open vraag

Réponds:
Bonjour, ça va?

Slide 77 - Open vraag

Traduis:
morgen

Slide 78 - Open vraag

Vervang le/ la/ l'/ les door un/ une
C'est la famille de sam. C'est .... famille drôle.

Slide 79 - Open vraag

Vervang le/ la/ l'/ les door un/ une
Le camping Le Lac Bleu est .... camping en Dordogne

Slide 80 - Open vraag

Traduis:
altijd

Slide 81 - Open vraag

Traduis:
de moeder

Slide 82 - Open vraag

Traduis:
peut-être

Slide 83 - Open vraag

Traduis:
de tekening

Slide 84 - Open vraag

Traduis:
aider

Slide 85 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Je suis en vacences avec l'once/ le pays de Chloé.

Slide 86 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Ma soeur / chouette a 13 ans.

Slide 87 - Open vraag

Welk woord past in de zin?
Ma tante est au camping avec les cousines/ les problèmes.

Slide 88 - Open vraag

Traduis:
Het gaat goed, en met jou?

Slide 89 - Open vraag

Traduis:
Heb jij een broer?

Slide 90 - Open vraag

Beantwoord:
Quel est ton numéro de téléphone?

Slide 91 - Open vraag

Vertaal:
tu as un chien?

Slide 92 - Open vraag

Vertel dat je 12 jaar bent

Slide 93 - Open vraag

Vul het werkwoord avoir in
Tu ... le numéro de Tristan?

Slide 94 - Open vraag

Présente-toi!

Slide 95 - Open vraag

Avoir
Vertaal dit rijtje in het Frans
Ik heb
Jij hebt
Hij/zij heeft

Slide 96 - Tekstslide

Continue!
Wij hebben
Jullie hebben
U heeft
Zij hebben

Slide 97 - Tekstslide

Wat gaf Frankrijk in 1886 als kerstcadeau aan de VS?
A
Een treinlading sinaasappelen
B
Het Coca-Cola recept
C
De Brooklyn Bridge
D
Het vrijheidsbeeld

Slide 98 - Quizvraag

Waar of niet waar: het is in Frankrijk verboden om zelf vuurwerk af te steken met oud en nieuw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 99 - Quizvraag

Hang de kerstballen zo snel mogelijk op de juiste plek in de kerstboom !



1
2
0
2
G
I
K
K
U
L
E
G

Slide 100 - Sleepvraag

Vond jij deze les leerzaam?
😒🙁😐🙂😃

Slide 101 - Poll

Au revoir ! 

Slide 102 - Tekstslide

Mets les connecteurs dans la bonne phrase.
                      M. Legay, il y a trop de déchets sur les plages.

C’est pou      ce retraité de 70 ans a inventé un

« poisson-poubelle ». Sa forme amusante doit stimuler les gens à jeter leurs déchets

dans sa grande bouche                          les jeter sur le sable. Michel Legay partage les

plans de son invention sur Internet,                         chacun puisse en fabriquer un

                      il pourrait y avoir un « poisson-poubelle » sur toutes les plages de France. 


HAVO 2022 - I; tekst 1
ainsi
au lieu de
c'est pourquoi
pour que
selon

Slide 103 - Sleepvraag

Vertaal:
Regarde

Slide 104 - Open vraag