thema 'het huis' les 4

Thema 'het huis'
les 4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 'het huis'
les 4

Slide 1 - Tekstslide

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.
bouwen
Wij bouwen een huis van steen en hout.
maken
Ik maak vanavond pizza

Slide 2 - Tekstslide

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

gebruiken
Mijn telefoon is kapot. Ik kan hem niet meer gebruiken.
wassen
Voor het eten moet je je handen wassen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

schoonmaken
Het toilet moet je elke dag even schoonmaken.
aanbellen
De pakketbezorger belt altijd bij ons aan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wonen
Mijn vriend woont in een mooi huis.
slapen
Als ik moe ben, ga ik vroeg slapen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vuil
Na het spelen had hij vuile handen.
groot
Ik ben bang voor grote honden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klein
Hij heeft een kleine tattoo. Je ziet hem bijna niet.
lang
Zij heeft lang haar. Het hangt tot op de grond.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kort
In de zomer draag ik graag een korte broek.
handig
Hij is heel handig. Hij kan alles maken.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoog
De kerk is het hoogste gebouw van ons dorp.
laag
Het vliegtuig vloog laag over de grond.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beneden
Ik loop met de trap naar beneden.
boven
Mijn slaapkamer is boven.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eenvoudig
Die som is echt heel eenvoudig.
comfortabel
Die stoel is heel comfortabel. Ik lig er heerlijk in.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gezellig
Het was gezellig op het terras. We hebben erg gelachen.
misschien
We gaan misschien verhuizen, maar het is nog niet zeker.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

betekenissen
Bouwen:  een gebouw maken
Maken:  iets wat er nog niet was laten ontstaan
Gebruiken:  als hulpmiddel hebben
Wassen:  schoonmaken met water
Schoonmaken:  poetsen, het vuil weghalen
Aanbellen: op de bel van een huis drukken
Wonen:  ergens leven
Slapen:  in slaap zijn met je ogen dicht
Vuil:  niet schoon
Groot:  niet klein
Klein:  niet groot


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

betekenissen
Lang:  met een grote lengte of duur
Kort:  niet lang
Handig:  als je iets makkelijk doet
Hoog:  niet laag
Laag:  niet hoog
Beneden:  op een plek die lager is
Boven:  op een hogere plaats
Eenvoudig: gemakkelijk / waar je weinig moeite voor hoeft te doen
Comfortabel:  gemakkelijk / aangenaam
Gezellig:  als je het samen met anderen heef fijn hebt
Misschien:  wat zou kunnen, maar niet zeker is

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dit?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dit?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dit?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is dit?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort niet in het rijtje?
de kast - de la- de spiegel
A
de kast
B
de la
C
de spiegel

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is fout?

A
de kelder
B
de bed
C
de vloer
D
de verwarming

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is fout?
A
het handdoek
B
de vaas
C
de kraan
D
de sleutel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een woord van deze letters.
o-l-d-z-e-r

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een woord met deze letters.
m-e-m-e-r

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkvorm 1 - in duo's
Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.
Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkvorm 2 - mix en ruil
Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 
Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.
Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.
Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies