In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Afstemming en samenwerking
Les 1
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Wanneer is dit vak voldaan?
Lesdoelen
Theorie
Casus
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer is dit vak voldaan?
Aanwezigheid tijdens de lessen
Tussentijdse opdrachten
Eindopdracht (uitleg volgende week)
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
- De student weet het doel en de verschillende vormen van samenwerking te benoemen.
- De student kan toelichten wat het verschil is tussen afstemming en samenwerking.
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet jij al over afstemming en samenwerking?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Video
Theorie
Afstemming:
de wijze waarop sector en plannen in overeenstemming met elkaar worden gebracht.
Samenwerking:
kan worden gedefinieerd als het gezamenlijk inzetten om een bepaald doel te bereiken. Samenwerking vindt plaats tussen minimaal twee personen, dus ook in een groep of tussen meerdere groepen. Samenwerken wordt gezien als een belangrijke competentie omdat het een efficiënte manier is om doelen te bereiken.
Slide 7 - Tekstslide
Theorie
Samenwerking is afstemming: Een onderdeel van de samenwerking is het afstemmen tussen de hulpverleners onderling en met de cliënt en zijn omgeving. Een voorbeeld is de cliënt die na een heupoperatie thuis moet revalideren. De arts geeft aan de fysiotherapeut door dat de cliënt is geopereerd aan zijn heup. De fysiotherapeut gaat samen met de cliënt en zijn omgeving de behandeling bespreken.
Slide 8 - Tekstslide
Theorie
Het belang van samenwerking: Als er tijdens de hulpverlening onvoldoende wordt samengewerkt, worden er weinig resultaten behaald. Bij samenwerking is er altijd een gezamenlijk doel.
Samenwerkingsrelatie: Bijvoorbeeld werknemer en stagiair. Ketenpartners is ook een vorm van samenwerking. Ketenzorg is een aaneenschakeling van hulpverlening door diverse hulpverleners.
Slide 9 - Tekstslide
Theorie
Professionele beroepshouding: De basis die je hebt meegekregen vanuit je opvoeding. Bijvoorbeeld respect hebben.
Het is belangrijk dat je je in kunt leven in de cliënt en hem als volwaardig beschouwt. Ook moet de cliënt erop kunnen vertrouwen dat hij zich veilig en serieus genomen voelt in de omgang en benadering. Dit laatste noem je bejegening.
Extramurale samenwerking: doe je met de cliënt zelf en zijn omgeving, bijvoorbeeld de fysiotherapeut die een cliënt thuis helpt revalideren na een operatie.
Intramurale samenwerking: doe je met de arts, de sociotherapeut of de verpleegkundige, bijvoorbeeld in een instelling waar verstandelijk gehandicapten langere tijd hulp en zorg krijgen.
Slide 10 - Tekstslide
Wat hoort er volgens jou bij een professionele beroepshouding?
Slide 11 - Open vraag
Wat is het belang van een goede samenwerking?
Slide 12 - Open vraag
Noem 3 samenwerkingsrelaties van jezelf
Slide 13 - Open vraag
Casus
Peter is een 21-jarige jongeman met autisme. Hij heeft hulp en ondersteuning nodig bij persoonlijke verzorging en wonen. Hij functioneert op het niveau van een kind van twaalf jaar. Twee dagen per week krijgt hij extra ondersteuning in zijn werk op de zorgboerderij. Drie dagen per week bezoekt hij een aangepaste opleiding voor dierverzorging. Sinds een jaar woont Peter in een kleinschalige instelling, waar jij werkt als woonbegeleider. Jij begeleidt Peter en zijn moeder.
Je hebt inmiddels gemerkt dat de moeder overbezorgd is over Peter. Peter raakt hierdoor soms van streek.
Slide 14 - Tekstslide
Welke 4 samenwerkingsrelaties worden er genoemd?
Slide 15 - Open vraag
Antwoord
Samenwerking met de zorgboerderij
Samenwerking met Peter en zijn moeder
Samenwerking met zijn opleiding dierverzorging
Samenwerking met de kleinschalige instelling waar hij woont
Slide 16 - Tekstslide
Welke afstemming is er nodig en met wie?
Slide 17 - Open vraag
Antwoord
Afstemming over de bezorgdheid van de moeder met de moeder en Peter
Afstemming over zijn extra ondersteuning op de zorgboerderij met zijn werkbegeleider daar
Afstemming over zijn aangepaste opleiding met de mentor of docent