H1-H3 grammatica en formuleren herhalen

Grammatica/
Formuleren
Doel: ik kan samentrekkingen herkennen en verbeteren.

Doel: ik kan verwijswoorden correct gebruiken.

Doel: ik kan (beknopte) bijzinnen herkennen en verbeteren.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica/
Formuleren
Doel: ik kan samentrekkingen herkennen en verbeteren.

Doel: ik kan verwijswoorden correct gebruiken.

Doel: ik kan (beknopte) bijzinnen herkennen en verbeteren.

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog over de samentrekking?

Slide 2 - Woordweb

Samentrekking
  • Voorwaarts: eerste deel hetzelfde
  • groene broeken en (...) jurken
  • Mijn broer koopt huizen en (...) hotels voor de Kalverstraat.
  • Achterwaarts: laatste deel hetzelfde
  • paarse (...) en gele rokken
  • Mijn broer huurt (...) en mijn zus koopt een huis.

Slide 3 - Tekstslide

Samentrekking
vorm
functie
betekenis

Slide 4 - Tekstslide

Wat lekkers, daar heb ik zin in en staat in de kast.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Want...
Wat lekkers (geen ow) daar heb ik zin in en (wat lekkers  ow) staat in de kast.

Slide 6 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 7 - Tekstslide

Ezelsbruggetje PSV en BZN
Wanneer is iets een persoonlijk voornaamwoord en wanneer bezittelijk?

persoonlijke voornaamwoorden: ik, me, mij (geven een persoon aan)
bezittelijke voornaamwoorden: mijn, m'n (geven een bezit aan)

Verander de zin in de ik-vorm of vul een naam in
naam= PSV          naam+s= BZN

Heb je je huiswerk gemaakt? -> Heb ik mijn huiswerk gemaakt. Heeft Piet zijn huiswerk gemaakt?
Dus: eerste je is een persoonlijk voornaamwoord, tweede je is een bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

mannelijk of vrouwelijk?

Slide 9 - Woordweb

de-woorden M/V?
Mannelijk
- biologisch geslacht
- concrete woorden

Vrouwelijk
- biologisch geslacht
- abstract
- heid, -nis, -schap, -de, -te, -ij, -erij, -arij, -enij, -ernij, -ing, -st , -ie, -tie, -sie, -logie, -sofie, -agogie, -iek, -ica, -theek, -teit, -iteit,  -tuur, -suur, -ade, -ide, -ode, -ude, -ine, -se, -age, -sis, -tis, -xis

Slide 10 - Tekstslide

hun of hen?

Slide 11 - Woordweb

Hun of hen
Hen
- Wanneer het een lijdend voorwerp is (wie/wat + wg + o)
- Na een voorzetsel (kast-woorden)

Hun
- Als het een meewerkend voorwerp is en geen voorzetsel ervoor heeft staan (aan/voor + wie/wat + wg + o + lv)
- Gebruik hun NOOIT als onderwerp (Hun komen ook)

Slide 12 - Tekstslide

Geef de juiste vorm aan.

De kinderen gingen hun vader in de gevangenis bezoeken, maar de man wilde hen/hun niet zien.
A
hen
B
hun

Slide 13 - Quizvraag

Want...
De kinderen gingen hun vader in de gevangenis bezoeken, maar de man wilde hen niet zien.

Hen = lijdend voorwerp
 -> verwijst naar de kinderen
 -> achterhalen wat de kinderen voor zinsdeel is
         - wilde zien=wg, de man=ow, hen=lv

Slide 14 - Tekstslide

Geef de juiste vorm aan.

Toen de docenten de trainingen bezochten, boden de trainers hen/hun een lunch aan.
A
hen
B
hun

Slide 15 - Quizvraag

Want...
Toen de docenten de trainingen bezochten, boden de trainers hun een lunch aan.

Hun = meewerkend voorwerp
 -> verwijst naar de docenten
 -> achterhalen wat de docenten voor zinsdeel is
         - boden aan=wg, de trainers=ow, een lunch=lv, hun=mw

Slide 16 - Tekstslide

Dat of wat
Gebruik dat als je verwijs naar een het-woord
   vb. Het prachtige huis dat daar staat........

Gebruik wat als je verwijst naar:
 - een overtreffende trap (het mooiste wat ik ooit heb gezien)
 - een onbepaald voornaamwoord (hij heeft iets wat ik ook graag wil hebben) 
 - een hele zin (De sporters hebben zich goed ingezet tijdens de training, wat de trainers positief vonden)

Slide 17 - Tekstslide

... is het allermoeilijkste ... ik ooit heb gedaan.
A
dat/ dat
B
wat / dat
C
wat / wat
D
dat / wat

Slide 18 - Quizvraag

verschil hoofdzin en bijzin?

Slide 19 - Woordweb

Hoofdzin + (beknopte) bijzin
  • Hoofdzin: pv en ow naast elkaar, kan niets tussen
  • Bijzin: pv en ow niet naast elkaar, kan iets tussen (niet-proef)
  • Beknopte bijzin: geen pv, geen ow, maar voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord of te + infinitief. Verzwegen ow moet overeenkomen met die van de hoofdzin.

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdzin + (beknopte) bijzin
Terwijl ik naar school liep, zag ik de vogeltjes in de eikenboom langs de hoofdstraat nestjes bouwen op de bovenste tak.

Lopend naar school, zag ik de vogeltjes in de eikenboom langs de hoofdstraat nestjes bouwen op de bovenste tak.

Slide 21 - Tekstslide

beknopte bijzin, wanneer fout?

Slide 22 - Woordweb

Om minimaal een acht te halen voor hun profielwerkstuk, deden de leerlingen hun uiterste best.
A
Foutieve beknopte bijzin
B
Beknopte bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Want...
De leerlingen willen een acht halen en zij zijn ook ow in de hoofdzin.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Opdracht
Maak de opdrachten van ‘trainen’ in de online omgeving/de opdrachten die je nog niet gemaakt hebt/extra opdrachten in cambiumned.nl 

Slide 28 - Tekstslide

Plak hier je antwoorden van je gemaakte opdrachten.

Slide 29 - Open vraag

Huiswerk
  • Minimaal drie opdrachten  

Slide 30 - Tekstslide