BK en TH 2.4 Een nieuwe godsdienst/ Het Christendom ontstaat

Een nieuwe godsdienst
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een nieuwe godsdienst

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
De vorige les ging over het leven in het Romeinse Rijk.
Wie kan mij hierover vertellen?

Slide 2 - Tekstslide

Waar woonden rijke Romeinen meestal?
A
In flatgebouwen
B
In tenten
C
In grote villa’s met een binnenplaats
D
In hutten van hout en stro

Slide 3 - Quizvraag

Wat aten arme Romeinen vaak?
A
Gebraden kip en wijn
B
Brood, pap en bonen
C
Chocolade en koffie
D
Aardappelen en friet

Slide 4 - Quizvraag

Wat was het centrum van het openbare leven in een Romeinse stad?
A
De arena
B
Het aquaduct
C
Het theater
D
Het forum

Slide 5 - Quizvraag

Wie had het meeste invloed in een Romeinse familie?
A
De oudste dochter
B
De moeder
C
De vader (pater familias)
D
De grootouders

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het christendom ontstond.
  • Je kunt beschrijven hoe het christendom zich verspreidde in het Romeinse Rijk.
  • Je kunt uitleggen hoe de Romeinen omgingen met het christendom.
  • Ik kan omschrijven wat jodendom en christendom voor geloven zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ontstond het christendom 
Jezus van Nazareth was een Joodse leraar die rond het jaar 30 na Christus predikte over liefde, naastenliefde en het koninkrijk van God.

Zijn volgelingen geloofden dat hij de Messias was, de verlosser die beloofd was in het jodendom.

Na zijn dood en opstanding verspreidden zijn discipelen zijn leer, wat leidde tot de oprichting van het christendom.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe  verspreidde het christendom zich  in het Romeinse Rijk.
Paulus van Tarsus was een belangrijke figuur in de verspreiding van het christendom. Hij reisde door het Romeinse Rijk en stichtte kerken.

Het Romeinse wegennet en de Pax Romana (vrede) maakten reizen en communicatie gemakkelijker, wat bijdroeg aan de snelle verspreiding.

Christenen boden hulp aan armen en zorgden voor zieken, wat hen populair maakte onder de bevolking.

Slide 9 - Tekstslide

In 313 na Christus vaardigde keizer Constantijn de Grote het Edict van Milaan uit, waarmee het christendom werd toegestaan.

Slide 10 - Tekstslide

Jodendom:

Oudste monotheïstische religie.

Geloven in één God.

Heilig boek: Tenach.

Wachten op de komst van de Messias.
Christendom:

Ontstaan uit het jodendom.

Geloven in één God en in Jezus Christus als de Messias.

Heilig boek: Bijbel (Oude en Nieuwe Testament).

Geloof in leven na de dood.

Slide 11 - Tekstslide

Belangrijke begrippen:
  • Monotheïsme: Geloof in één God.
  • Messias: De beloofde verlosser in het jodendom en christendom.
  • Evangelie Boek: in het Nieuwe Testament over het leven en de leer van Jezus.
  • Martelaar: Iemand die sterft voor zijn of haar geloof.

Slide 12 - Tekstslide

Jullie gaan lezen en maken paragraaf 2.4

Daarna samenvatten (BK)  en afsluiting maken!

Succes!!

Slide 13 - Tekstslide