2. leesvaardigheid oefenen h 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Je leert:

2.te oefenen met oriënterend lezen.

3. het onderwerp van een tekst te vinden.

4. wat de belangrijkste alinea's zijn.

Inleiding leesautobiografie 1eha1

A) Nou, ik begin maar met het boek dat mij als eerste werd voorgelezen. Het heette de Gruffalo’s. Dat boek was echt mijn jeugd. Ik las het elke avond.

B)Toen ik klein was, werd er erg veel aan mij voorgelezen maar dat kwam alleen omdat mijn moeder bang was dat ik de taal niet zou leren. Ik moest ook zelf heel veel lezen. Waarschijnlijk is dat de reden dat ik lezen haat. Tja, wat kan ik zeggen: mijn moeder was een stresskip. Je kunt wel zien van wie ik het heb. Om eerlijk te zijn weet ik echt niet meer wat mij voorgelezen werd maar ik weet wel dat mijn moeder en mijn zus altijd voor lazen.

C) Ik ga schrijven over mijn leesgeschiedenis en wat ik nog weet. Toen ik heel klein was, lazen mijn ouders heel veel voor. Ze lazen vooral Jip en Janneke voor. Dat vond ik namelijk een heel leuk boek. Mijn ouders lazen ook prentenboeken voor van Nijntje. Dat vond ik ook heel leuk.

D) Vroeger las ik niet heel veel. Ik wou altijd naar buiten maar als ik ging lezen dan las ik altijd het boek Leven van een loser of De boomhut met 36 verdiepingen.  

Slot

A)Mijn stukje ging over hoe ik aan mijn boek kwam. Ik had verteld dat ik door voorlezen aan mijn boek kwam. Nu lees ik het al jaren niet meer. Het ligt nu als oud vuil in de kas. Dit was mijn stukje. Ik hoop dat je hem interessant vond het ook zelf wil lezen.

B)Lezen blijf ik leuk vinden want ik ga helemaal het verhaal in en zie het voor me. Maar ook mijn woordenschat gaat omhoog. Ik hoop dat jij lezen ook leuk vindt. Dit is alweer het einde . Ik hoop dat je het leuk vond om te lezen.

C) Nu zit ik op de middelbare school en lees ik nog wat lastigere boeken. Maar thuis lees ik alleen stripboeken. Daar kan ik echt uren mee zoet zijn.

Ik vind lezen wel leuk als ik een leuk leesboek heb. Einde.  

Fout maar hoe moet het dan?

• Me moeder
• Wel is
• Ik werdt
• Het boek, die mij voorgelezen wordt
• Herrinneren

.

Wat is het onderwerp van de tekst hieronder?

Slapen belangrijk 

Voldoende slaap is belangrijk voor de gezondheid van kinderen. Kinderen die onvoldoende slaap krijgen, voelen zich vaak moe en futloos. Ze kunnen niet goed nadenken en hebben problemen met hun concentratie. Ze maken vaak ruzie met vriendjes over kleine dingen. Ook hun sportprestaties lijden onder hun slaapgebrek. 

Er is nog een reden waarom ouders erop moeten letten dat hun kinderen goed slapen: te weinig slaap belemmert de groei. Tijdens het slapen maken de hersenen een groeihormoon aan. Bovendien heeft slaap een positief effect op het immuunsysteem. Hoe meer slaap, hoe minder ziek dus.

Oriënterend lezen=leesstrategie

Je wilt snel weten waar een tekst over gaat.

Hoe doe je dat?

-lees de titel boven de tekst

-lees de eerste alinea

In het filmpje hierna wordt uitgelegd wat globaal lezen is.

Globaal lezen=leesstrategie

Je wilt verder te weten komen waar de tekst over gaat.

Hoe doe je dat?

-lees de eerste zinnen van elke alinea.

-bepaal wat de kernzinnen(belangrijkste zinnen) in de alinea's zijn.

-kernzin: eerste, tweede of laatste zin.

Je krijgt nu al een goed beeld van de tekst.

Daarna lees je de tekst intensief of nauwkeurig (helemaal).

Wat moet je doen als je oriënterend leest?

1. Je leest de hele tekst
2. Je leest titel en vooral de eerste alinea
3. Je leest alleen de inleiding
4. Je leest inleiding en slot en kijkt naar de titel

Hoe herken je alinea's? 

(zoek het beste antwoord)

1. Inleiding en slot zijn alinea's
2. elke alinea vertelt een deel van het verhaal
3. je slaat vaak een regel over tussen alinea's
4. de tekst wordt overzichtelijker door alinea's

Wat is een tussenkopje?

1. titel boven een tekst
2. tussendoor een samenvatting geven van de tekst
3. titel boven één of meer alinea's
4. een tussenkopje geeft aan wie de schrijver van de tekst is.

Wat wordt bedoeld met 'globaal lezen'?

1. Je kijkt naar de titel, plaatjes, tussenkopjes enz.
2. Je leest alleen de inleiding en het slot.
3. Je leest de tekst helemaal.
4. Je leest de eerste zinnen van elke alinea.

• Als je oriënterend leest, zie je snel waar een tekst over gaat. 
• Globaal lezen: je leest de eerste zinnen van alinea's.
  
• Na oriënterend en globaal lezen, lees je de tekst helemaal.
• Alinea's gebruik je om een tekst overzichtelijker te maken.
• Boven alinea's staan vaak tussenkopjes (titels).
• Een onderwerp van een tekst geef je in 1 of een paar woorden weer.

Staan of zitten

Ga staan als je het eens bent.

• Als je orienterend gaat lezen lees je een tekst helemaal.
• Het onderwerp in een tekst vind je door in ieder geval de eerste alinea te lezen.

Blijf zitten als je het oneens bent.

• Het onderwerp van een tekst geef je in een hele zin weer.
• De eerste en laatste alinea geven je heel veel informatie over de inhoud van een tekst.

Per tweetal krijg je een vraag op papier over leesvaardigheid

• Beantwoord met z'n tweeën de vraag. Schrijf het antwoord op.
• Daarna geven de leerlingen die vooraan zitten hun vraag een plaats door naar achteren. 
• De leerlingen achteraan lopen naar voren en geven hun vraag door aan de leerlingen vooraan.
• Er komen vijf vragen langs. Beantwoord ze alle vijf.

Oefenen

• Lees tekst 3 op blz. 14 oriënterend. 
• Hiervoor krijg je 30 seconden.
• Daarna kort klassikaal bespreken.
• Maak daarna (alleen en in stilte) opdracht 2 op blz. 14.
• 10 minuten de tijd.
• Daarna op mijn teken vergelijken met degene die naast je zit.
• Vervolgens klassikaal bespreken.