wk 44

Maandag 28 oktober - V1b
Vierde uur:
  • Taalvoutjes
  • Herhaling werkwoordspelling
  • Aan de slag: opdrachten werkwoordspelling (Studiewijzers)

Zevende uur:
  • Herhaling Wonder/fictie
  • Aan de slag: opdrachtenboek Wonder
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maandag 28 oktober - V1b
Vierde uur:
  • Taalvoutjes
  • Herhaling werkwoordspelling
  • Aan de slag: opdrachten werkwoordspelling (Studiewijzers)

Zevende uur:
  • Herhaling Wonder/fictie
  • Aan de slag: opdrachtenboek Wonder

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Om een werkwoord goed te schrijven moet je eerst bepalen wat de ______________ is.
Er zijn vijf werkwoordsvormen: ________, ________, __________,  ___________, __________.
De regel van het ex-kofschip gebruik je bij ______________________ .
Het trucje om 'lopen' in te vullen werkt alleen bij de ________________.

Het _________________ schrijf je altijd zo kort mogelijk.

De _______________ is hetzelfde als het hele werkwoord.

Het _______________  schrijf je altijd hetzelfde: hele werkwoord + d. Je hoeft hier dus niet te letten op ____________
werkwoordsvorm
tijd en getal
pv tt
odw
pv, vdw, inf
odw, bnw
de verleden tijd en het voltooid deelwoord
bnw
infinitief

Slide 3 - Sleepvraag

Aan de slag!
  • Ga naar Studiewijzers
  • Download het document "Klas 1 Hulpboek spelling theorie en oefeningen"
  • Opslaan als, bij huiswerk Nederlands
  • Maak opdr. 1, 2, 3

Slide 4 - Tekstslide

Fictie / Wonder
  • Fictie / non-fictie
  • Realistisch / niet realistisch
  • Genre
  • Hoofdpersonen, bijfiguren (medespelers/figuranten)
  • Perspectief
  • Intertekstualiteit
  • NTR Kort! "Gratis"

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga naar het opdrachtenboekje van Wonder (Studiewijzers/bij je huidswerk voor Nederlands)
  • Maak de opdrachten

Slide 6 - Tekstslide

Dinsdag 29 oktober - H1c
  •     Taalvoutjes
  •     Herhaling werkwoordspelling
  •     Aan de slag: opdrachten werkwoordspelling (Studiewijzers)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Om een werkwoord goed te schrijven moet je eerst bepalen wat de ______________ is.
Er zijn vijf werkwoordsvormen: ________, ________, __________,  ___________, __________.
De regel van het ex-kofschip gebruik je bij ______________________ .
Het trucje om 'lopen' in te vullen werkt alleen bij de ________________.

Het _________________ schrijf je altijd zo kort mogelijk.

De _______________ is hetzelfde als het hele werkwoord.

Het _______________  schrijf je altijd hetzelfde: hele werkwoord + d. Je hoeft hier dus niet te letten op ____________
werkwoordsvorm
tijd en getal
pv tt
odw
pv, vdw, inf
odw, bnw
de verleden tijd en het voltooid deelwoord
bnw
infinitief

Slide 9 - Sleepvraag

Aan de slag!
  • Ga naar Studiewijzers
  • Download het document "HAVO Oefenboekje werkwoordspelling"
  • Opslaan als, bij huiswerk Nederlands
  • Maak de opdracht op blz. 2 en blz. 5

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Donderdag 31 oktober - H1c
  • Herhaling Wonder/fictie
  • Aan de slag: opdrachtenboek Wonder

Slide 12 - Tekstslide

Fictie / Wonder
  • Fictie / non-fictie
  • Realistisch / niet realistisch
  • Genre
  • Hoofdpersonen
  • Bijfiguren (medespelers/figuranten - helpers/tegenstanders)
  • Perspectief
  • Intertekstualiteit
  • NTR Kort! "Gratis"

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga naar het opdrachtenboekje van Wonder (Studiewijzers/bij je huiswerk voor Nederlands)
  • Maak de opdrachten

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Donderdag 31 oktober - V1b
  • Taalvoutjes
  • Samen bespreken (delen van) opdr. 1, 2, 3
  • Aan de slag!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Zelf nakijken: de rest van opdr. 1, 2, 3
  • Lees de theorie op blz. 6, over het vdw en het odw
  • Maak opdr. 4, 5, 6, 7
  • Klaar? Maak opdr. 8, 9, 10
Opdr. 1
1. Hij bindt het touw stevig vast.
2. Waarom word jij altijd kwaad, als Jan jou niet direct antwoordt.
3. Het geeft niet of het lang duurt ; ik raad je aan rustig te wachten.
4. Het lijdt geen twijfel of hij aanvaardt die betrekking.
5. Wie zich tot de burgemeester wendt , krijgt zeker antwoord.
6. Wat verbeeld jij je wel; je probeert steeds de baas te spelen.
7. Willie ontleedt die vijf moeilijke zinnen.
8. Als mijn zusje voor het examen slaagt, scheidt zij met studeren uit.
9. Hij benijdt zijn zuster, die steeds goede cijfers behaalt.
10. Beantwoordt de nieuwe machine wel aan de verwachtingen?
11. De stad breidt zich de komende jaren steeds meer uit.
12. Waarom vergeldt je broer altijd kwaad met kwaad?
Opdr. 2
1. Toen men hem vroeg wat hij ging doen, antwoordde hij, dat hij dat nog niet wist.
2. Maar hij beloofde , dat hij flink zou aanpakken.
3. Zijn vader verwachtte niet anders van hem.
4. Het hele gezin maakte in de vakantie een reis naar Oostenrijk, waar men zich uitstekend vermaakte.
5. De kinderen genoten van de lange bergwandelingen.
6. Dagenlang spraken ze nergens anders meer over.
7. Het weer werkte mee, want gedurende de hele reis scheen de zon.
8. Toch kregen ze bijna een ongeluk, toen in een bocht van de weg de auto slipte.
9. Maar gelukkig liep alles nog goed af.
10. Vader kon de auto op de weg houden en ongedeerd vervolgden ze de reis.
11. De smid smeedde het ijzer, wat hem veel inspanning kostte.
12. Het vuur verlichtte zijn gezicht en weerkaatste tegen de muren van de smederij.


Opdr. 3
1. Het elftal speelde een geweldige wedstrijd.
2. De leerling zuchtte , toen de leraar voor de derde maal trachtte hem het probleem duidelijk te maken.
3. Het boek kostte slechts twintig gulden.
4. Ik miste de trein toen het zo erg mistte.
5. De voorstelling eindigde die avond om elf uur.
6. Na afloop haastten de bezoekers zich naar het station om de trein te halen.
7. Moeder haalde vlees bij de slager, maar de kinderen lustten het niet.
8. Ina wilde niet thuis blijven, hoewel ze de hele dag hoestte, kuchte en niesde.
9.De bevolking bevrijdde zich van de gehate onderdrukker.
10. De bemanning van de reddingboot redde twaalf schipbreukelingen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vrijdag 1 november - V1b
  • 15 minuten stillezen in Wonder
  • Bespreken Wonder t/m blz. 266
  • Aan de slag: opdrachtenboekje Wonder
timer
1:00

Slide 21 - Tekstslide

Wonder bespreken t/m blz. 266
  • Wat is er tot nu toe gebeurd?
  • Welk personage vind je het leukst? Waarom?
  • Welk personage vind je het stomst? Waarom?
  • Wat vind je tot nu toe van het boek? Waarom?

Slide 22 - Tekstslide

Vrijdag 1 november - H1c
Vierde uur:
Herhaling regels werkwoordspelling
Huiswerkopdrachten bespreken
Aan de slag: maak de onderdelen van het oefenboekje die je moeilijk vindt

Vijfde uur:
15 minuten stillezen in Wonder
Verder werken in het oefenboekje werkwoordspelling
Aan de slag: opdrachtenboekje Wonder
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wonder bespreken t/m blz. 266
  • Wat is er tot nu toe gebeurd?
  • Wie zijn de bijfiguren? Waarom?
  • Wat vind je tot nu toe van het boek? Waarom?

Slide 25 - Tekstslide