Minor creativiteitsontwikkeling - H5

Hoofdstuk 5: de ideefase
Minor Creativiteitsontwikkeling
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MediawijsheidHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5: de ideefase
Minor Creativiteitsontwikkeling

Slide 1 - Tekstslide

Het blijft een populaire opvatting: creativiteit en emoties zitten rechts in het brein en ratio links en daarom heb je creatieve en analytische mensen. 
Maar de wetenschap heeft nog geen bewijs gevonden voor dat strikte onderscheid tussen de hersenhelften.

https://www.123test.nl/brein/ 

Slide 2 - Tekstslide

timer
0:30
Wat staat centraal in de ideefase?

Slide 3 - Woordweb

Wat is de ideefase
A
Fase van het kritisch evalueren
B
De fase die mensen meestal associëren met creativiteit
C
De fase van de sparkel
D
De fase van blussen

Slide 4 - Quizvraag

Wat staat centraal in de ideefase?
De ideefase is de fase die mensen meestal met creativiteit asssociëren.
Hier worden de orginele en verassende ideeën geboren! 

DE VONDST

Slide 5 - Tekstslide

De belangrijkste vaardigheid in de idee fase is
A
Associëren
B
Combineren
C
Verbeelden/fantaseren
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is GEEN techniek om ideeën te genereren
A
Vrije associatie
B
Ideequotum
C
Overdrijving en omkering
D
Doem denken

Slide 7 - Quizvraag

Welke associatie lijkt er op een mindmap?
A
Snoerassociatie
B
Kettingassociatie
C
Bloemassociatie
D
Brainstormassociatie

Slide 8 - Quizvraag

De essentie van het omdenken is dat je de oplossing in het probleem zelf vindt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de JUISTE volgorde? 
Versleep het woord naar het juiste nummer.

Nummer 1

Nummer 2 

Nummer 3

Probleem
Feit 
Mogelijkheid

Slide 10 - Sleepvraag

Lateraal denken gaat erom dat je in hetzelfde denkspoor en dezelfde waarneming blijft zoals je altijd al doet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Via een zogenoemde ..... zoek je de weg terug naar je oorspronkelijke vraagstuk of probleem. Wat moet er op de puntjes komen te staan?
A
eenheidverbinding
B
cultuurverbinding
C
geforceerde verbinding
D
creativiteitsverbinding

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noem je het principe dat je probeert knowhow en werkzame principes uit de ene context te vertalen en te gebruiken in je eigen context?
A
sociologie
B
psychologie
C
analogie
D
filosofie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het doel van de techniek ‘toevalstreffer’?
A
Om uit je beperkende denkspoor te treden
B
om binnen je denkspoor te blijven
C
om je ideeën te convergeren
D
om muziek mee te maken

Slide 14 - Quizvraag

Het mechanisme achter creativiteit is het op een waardevolle wijze ideeën en gedachten te combineren die eerder niet verbonden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Groepsbrainstorming is NIET effectief bij?
A
Geef geen kritiek/evaluatie tijdens het genereren van ideeën.
B
Het doel is kwaliteit, geen kwantiteit.
C
Zoekt naar combinatie van ideeën en bouw voort op de ideeën van anderen.
D
Freewheelen is gewenst

Slide 16 - Quizvraag

Als je de resultaten van individuen voor een dezelfde brainstormtaak bij elkaar optelt spreek je over een ‘nominale’ groep. Dit is effectiever dat in een groep brainstormen aangezien in een groep leidt tot verlies van productiviteit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent topicfixatie?

A
Mensen neigen ernaar om tijdens het brainstormen niet in dezelfde categorie te blijven
B
Mensen neigen ernaar om tijdens het brainstormen wel in dezelfde categorie te blijven

Slide 18 - Quizvraag

Sleep de woorden naar motivatie en coördinatie waar horen ze bij?
Motivatie

Coördinatie

Evaluatieangst
Liftgedrag
Productiematching
Productieblokkering

Slide 19 - Sleepvraag

Wat weten we nu allemaal
van dit hoofdstuk?

Slide 20 - Woordweb