Lezen 2.3

Lezen 


2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden,
 blz. 46
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen 


2.3 Tekstverbanden en signaalwoorden,
 blz. 46

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik Lezen H1


Onderwerp, hoofdgedachte, tekstdoel, publiek, betrouwbaarheid

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving van de hoofdgedachte?
A
Beschrijft in één woord of in een paar woorden waar de tekst over gaat
B
Is de inleiding van de tekst
C
Is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst
D
Is een uitgebreide samenvatting van de tekst

Slide 3 - Quizvraag

Waar vind je vaak het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst?
A
In de inleiding en kern van de tekst
B
In de titel en inleiding van de tekst
C
In de titel en kern van de tekst

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de mogelijke
hoofdgedachte van
een tekst over bacteriën?
A
Een handdruk verspreidt de meeste bacteriën
B
Heb je last van een bacteriële infectie?
C
Waardoor raakt je eten bedorven?

Slide 5 - Quizvraag

Het belangrijkste doel van een recensie over
de serie 'Undercover'
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 6 - Quizvraag

2.3 Lesdoel

Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in een tekst

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je al over signaalwoorden en tekstverbanden?

Slide 8 - Woordweb

Uitleg
Signaalwoorden geven aan wat voor verbanden er zijn:
  • binnen zinnen
  • tussen verschillende zinnen
  • tussen alinea’s

Verbanden en signaalwoorden helpen bij het doorgronden en begrijpen van een tekst.


Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden (blz. 208)
* reden: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
* tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
* conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
* oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
* opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook
* voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen
* doel-middel: om te, opdat, door middel van, daarmee, om, waarmee
* voorwaarde: als, indien, wanneer, mits, tenzij

Slide 10 - Tekstslide

Een zin zonder signaalwoord

Je kunt die computer wel gebruiken, ... je er maar geen grote bestanden mee downloadt.

signaalwoord:
verband:


 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De papieren beker lijkt op het eerste gezicht
een minder slecht alternatief,
MAAR er klinken ook andere geluiden.

Welk tekstverband geeft 'maar' aan?
A
doel-middel
B
opsomming
C
tegenstelling
D
toelichting of voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

De papieren beker lijkt op het eerste gezicht een
minder slecht alternatief, maar er klinken ook
andere geluiden. ZO kost de papierindustrie
veel schoon drinkwater en regenwoud.
Welk tekstverband geeft 'zo' aan?
A
conclusie
B
oorzaak-gevolg
C
reden of verklaring
D
toelichting of voorbeeld

Slide 14 - Quizvraag

OOK weegt een koffiebeker van piepschuim
minder dan papier waardoor het vervoeren
goedkoper en milieuvriendelijker is.

Welk tekstverband geeft 'ook' aan?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak
D
toelichting of uitleg

Slide 15 - Quizvraag

Ook weegt een koffiebeker van piepschuim
minder dan papier WAARDOOR het vervoeren
goedkoper en milieuvriendelijker is.

Welk tekstverband geeft 'waardoor' aan?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
gevolg

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Gatentekst 'Jong en afgebrand'
  • hulplijn?
  • nakijken

KLAAR? Lezen 2.3
  • de examenopdracht
  • extra opdracht 1

timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter

Slide 18 - Sleepvraag

Check


Je kunt signaalwoorden herkennen

Je kunt het tekstverband benoemen

Slide 19 - Tekstslide

Ik herken signaalwoorden in een tekst
0100

Slide 20 - Poll

Ik kan het tekstverband bij een signaalwoord benoemen
0100

Slide 21 - Poll

Huiswerk
  • Lezen 2.3                                  de examenopdracht afmaken
  • oefentoets Lezen H1

Slide 22 - Tekstslide