Hoofdstuk 1.1 kader

Hoofdstuk 1 
Hoe consumeer jij?

1.1 Je moet keuzes maken 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 
Hoe consumeer jij?

1.1 Je moet keuzes maken 

Slide 1 - Tekstslide

Behoeften
Primaire behoeften 
De noodzakelijke behoeften zoals voeding, kleding en woonruimte.

Secundaire behoeften
Alle overige behoeften die je hebt om je leven aangenamer te maken.

Slide 2 - Tekstslide

Middelen 
Alles waarmee je in je behoeften kunt voorzien, zoals tijd en geld, heten middelen.

Slide 3 - Tekstslide

Primaire behoeften zijn ...
A
Noodzakelijke behoeften
B
Luxe behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Quartaire behoeften

Slide 4 - Quizvraag

Secundaire behoeften zijn:
A
Playstation4
B
Brood
C
Trui
D
iPhone

Slide 5 - Quizvraag

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 6 - Quizvraag

Prioriteiten
Vaak heb je meer behoeften dan middelen. Daarom moet je prioriteiten stellen:
kiezen welke behoeften voor jou belangrijk zijn en welke minder belangrijk.

Als je kiest voor het één betekent dat automatisch dat je het ander niet meer kunt doen.

Slide 7 - Tekstslide

Schaars
Omdat je meestal onvoldoende middelen hebt om in al je behoeften te voorzien, moet je keuzes maken.
  Schaars betekent dat er (productie)middelen zijn opgeofferd om het product te maken.
Voor schaarse goederen betaal je een prijs.

Daar staan vrije goederen, zoals zon(licht), zeewater, wind of de vrije natuur tegenover. Je kunt er gebruik van maken zonder ervoor te betalen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is geen schaars goed?
A
brood
B
auto
C
zonlicht
D
geld

Slide 9 - Quizvraag

Jente eet tomaten uit haar eigen tuin. Hier is sprake van ...
A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 10 - Quizvraag

Manieren om je behoeften te vervullen
Er zijn verschillende manieren om in je behoeften te voorzien:
  • kopen van goederen en diensten
  • zelfvoorziening
  • gebruikmaken van collectieve voorzieningen
  • gebruikmaken van natuurlijke hulpbronnen

Slide 11 - Tekstslide