In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Periodiek systeem der elementen les 1
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Geschiedenis
Periodiek systeem is bedacht door de Rus Dmitri Mendelejev.
Slide 2 - Tekstslide
In de prehistorie waren al vrij veel elementen bekend, alleen zag de mens ze toen niet aan voor elementen. De Grieken en Romeinen gaven dit pas echt aan als elementen.
Het duurde tot 1669 tot er een nieuw element ontdekt werd, namelijk fosfor door Hennig Brand. De wetenschappelijke revolutie zorgde ervoor dat er allemaal nieuwe elementen ontdekt werden; natuurwetenschap was toen een rage.
Het ontstaan van een atoommodel
Atoommodel van Thomson (1903)
Slide 3 - Tekstslide
Joseph Thomson wordt beschouwd als de ontdekker van het elektron. Hij stelde voor dat het atoom een positief geladen bol was, waarin de negatief geladen elektronen verspreid zaten. Als voorbeeld gebruikte hij het beeld van krenten in een koekdeeg, wat zijn model de naam "krentenkoekmodel" gaf
Atoommodel van Rutherford (1911)
Slide 4 - Tekstslide
Sir Ernest Rutherford, een leerling van Thomson, onderzocht hoe materie was opgebouwd. Hij voerde experimenten uit waarbij hij alfadeeltjes op dunne metalen folie afvuurde. Uit dit experiment bleek dat de meeste deeltjes door het metaalfolie gingen, maar een klein aantal afboog en een deel zelfs terugkaatste. Rutherford vond het bijzonder dat sommige deeltjes terugkaatsten en besteedde twee jaar aan het onderzoeken van dit fenomeen. Hij ontdekte dat elk atoom een klein, zwaar deeltje in het midden had, dat hij de atoomkern noemde. In zijn model had de atoomkern een grote massa en was positief geladen,
terwijl de elektronen gelijk verdeeld en vast in een wolk eromheen zaten
Atoommodel van Bohr (1913)
Slide 5 - Tekstslide
Niels Bohr bestudeerde Rutherford's model en stelde een verbeterde versie voor. Hij liet zien dat de atoomkern verschillende schillen heeft waarin de elektronen zich bevinden.
Slide 6 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Hoe werkt het periodiek systeem?
Slide 7 - Tekstslide
Alle elementen staan in een eigen vakje.
Elk element heeft een atoomnummer. Deze loopt van 1 t/m 118.
Daarnaast staat de scheikundige naam van het element op het vakje. Waterstof heeft de letter H en ijzer (Fe). De tweede letter is altijd een kleine letter.
Groepen: In de verticale rijen (de kolommen) staan de groepen en de families van de systemen.
Periodes: De horizontale rijen heten de periodes. Het periodiek systeem is ook naar de periodes vernoemd. In totaal zijn er 7 periodes (rijen)
Kleuren: De kleuren van de vakjes geven aan tot welke reeks het element behoort. Deze elementen hebben dezelfde scheikundige en natuurkundige eigenschappen. Maar er zijn wel kleinere verschillen te zien. Vaak is dit zo geplaatst dat het oploopt, alleen de manier waarop verschilt. Zo kan dit verticaal, horizontaal of diagonaal zijn. In totaal zijn er 10 verschillende reeksen.
Oefenen
Slide 8 - Tekstslide
Zwavel S staat bijvoorbeeld in periode 3, wat betekent dat het element drie schillen heeft die elk elektronen bevatten.
In het periodiek systeem van de elementen heeft het element zwavel het atoomnummer 16. Dit betekent dat zwavel 16 protonen en 16 elektronen bezit.
Oefening 1
Kies een element uit het periodiek systeem der elementen.
Beantwoord de volgende vragen:
1. Welk element heb je gekozen?
2. Wat is de scheikundige naam?
3. Wat is het atoomnummer?
4. Is het een natuur product?
5. Tot welke groep behoord het element?
6. Tot welke periode?
7. Tot welke reeks behoord het element?
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Praktische opdracht
Kies één element uit het periodiek systeem der elementen.
Stap 1: Teken op een A3 papier het atoom van de gekozen element.
Schrijf hier ook de scheikundige naam van het atoom in.