LS 3 les 1 repaso

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 3

Español

Examens:

- Geïntegreed examen P 10 (lezen, luisteren, gesprek voeren, schrijven)

Nodig:

- Meta Profesional

- LessonUp

- Teams 

Objetivos de esta clase

- Je kunt een persoon beschrijven.

- Je kunt werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd.

- Je kunt vertellen dat je iets (niet) leuk vindt.

Een persoon omschrijven

- Werk in tweetallen.

- Kies samen een (beroemd) persoon die je omschrijft.

- Benoem:

    * Naam

    * Leeftijd

    * Nationaliteit

    * Beroep

    * Iets bijzonders aan die persoon 

Persoon omschrijven voorbeeld

1. Es un hombre.

2. Tiene 37 años.

3. Es portugués. Es de Aveiro

4. Es futbolista.

5. Es delantero.

    Su pareja es española y se llama Georgina.

6. Tiene cinco hijos

                                                                                                   ¿Quién es ...?

    

trabajar

cuarenta

mayo

estudiar

alegre

la casa

correo electrónico

el apellido

¿dónde?

deporte

Ik heet Guadalupe.
... Guadalupe.

Juan studeert Spaans.
Juan ... español.

Ik woon in Rotterdam.
Yo ... en Rotterdam.

Ik ben 18 jaar.
... 18 años.

Ik vind voetbal leuk.
... el fútbol

Mijn nationaliteit is Nederlands.
Mi nacionalidad es ...

Ik ben student

Grammatica

Bekijk de volgende slides als je wat extra informatie of herhaling nodig hebt van:

- de regelmatige werkwoorden;

- gustar

Werkwoorden oefenen

Op deze website kun je je werkwoorden oefenen.

Kies voor regelmatige werkwoorden

Klik rechts bij "tijden" op "presente"

GUSTAR (1)

Me gusta viajar.

¿Te gusta el fútbol?

Me gustan las vacaciones.

Nos gusta comer pizza.

A José no le gusta trabajar.

No me gustan los deberes.

Oefen het werkwoord hier

GUSTAR (regels)

gusta + werkwoord

gusta + enkelvoud

gustan + meervoud

NB 

altijd een bepaald lidwoord of bezittelijk voornaamwoord

el / la / los / las, mi(s), tu(s), su(s),, etc

MP WB p. 38

Test

Kruis het juiste antwoord aan.