H08 Financiele zelfredzaamheid

H08 Financiële 
zelfredzaamheid 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H08 Financiële 
zelfredzaamheid 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Financiële zelfredzaamheid
Financiële zelfredzaamheid wil zeggen dat je weloverwogen keuzes maakt, zodanig dat je financiën in balans zijn, zowel op de korte als op de lange termijn. 

Om financieel zelfredzaam te zijn, moet je kennis hebben van de financiële zaken van het leven.

Slide 3 - Tekstslide

Samenlevingsvormen
  • Samenwonen met of zonder contract?
  • Trouwen of geregistreerd partnerschap: (beperkte) gemeenschap van goederen of huwelijkse (/partnerschaps-) voorwaarden?

Vanaf 1/1/ 2018: is wettelijk de beperkte gemeenschap van goederen de standaard: 
Bezittingen en schulden die voor het huwelijk/partnerschap verkregen zijn, worden niet gemeenschappelijk. Ook persoonlijke schenkingen en erfenissen vallen buiten de gemeenschap van goederen. Alle andere bezittingen en/of schulden die tijdens het huwelijk/ partnerschap worden verkregen zijn gemeenschappelijk. 
Wil je het anders? dan voorwaarden op laten stellen door notaris

Slide 4 - Tekstslide

Financiële planning 
Bij een financiële planning brengt (of laat iemand) in kaart:
  • Wat  hij belangrijk vindt in zijn leven. 
  • Welke grote uitgaven verwacht hij in de komende jaren 
  • Welke financiële risico’s hij loopt 
  • Wat wil hij nog doen en wat wil hij achterlaten

Het doel is op basis van een compleet overzicht weloverwogen financiële keuzes te maken

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

8.3 Verzekeren

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Welke soorten verzekeringen ken jij?

Slide 9 - Woordweb

Juist of onjuist?
Hoe hoger het risico, hoe hoger de premie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een ... verzekering dekt de schade die je door brand, inbraak of waterlekkage hebt aan de spullen in je huis.
A
opstal
B
inboedel

Slide 11 - Quizvraag

A.V.P. staat voor Aansprakelijkheidsverzekering voor Personen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welke van de volgende autoverzekeringen is verplicht?
A
Cascoverzekering
B
WA-verzekering

Slide 13 - Quizvraag

Polis
Premie
Uitkering
Verzekeraar
Verzekerde

Slide 14 - Sleepvraag

In de video werd alleen over schadeverzekeringen gesproken. Naast deze verzekeringen moet je ook iets weten over collectieve verzekeringen, dit lees je in de lesbrief. 

Slide 15 - Tekstslide

Maak lesbrief 8.1 onderdeel C Verzekeren
(dit is tevens huiswerk)

Slide 16 - Tekstslide

Log in 

Slide 17 - Tekstslide

Welk voertuig hoef je niet te verzekeren op de openbare weg?
A
fiets
B
bromfiets
C
scooter
D
auto

Slide 18 - Quizvraag

Een verzekering voor je spullen in je huis noem je een ...
A
inboedelverzekering
B
opstalverzekering

Slide 19 - Quizvraag

Waar hangt de hoogte van de premie van af?

Slide 20 - Open vraag

Verzekeringspremie 
Hangt af van: 
- Kans 
- Gemiddeld schadebedrag 
- Eigen risico? 

Slide 21 - Tekstslide

Groep 1 
  • Bestaat uit 20 verzekerden
  • Verwacht wordt dat per jaar
    2 mensen schade zullen hebben
  • Het gemiddeld schadebedrag wordt begroot op € 1.000 
Berekening 
  • Kans 2/20 x 100% = 10%
  • Minimale premie = kans x gemiddelde schade:
  • 0,1 x € 1.000 = € 100

Controle
  • Uit te keren door verzekeraar
      2 x € 1.000 = € 2.000
  • Te ontvangen premie
      20 x € 100 = € 2.000

Slide 22 - Tekstslide

Groep 1 
  • Bestaat uit 20 verzekerden
  • Verwacht wordt dat per jaar
    2 mensen schade zullen hebben
  • Het gemiddeld schadebedrag wordt begroot op € 1.000 


Let op: in werkelijkheid rekent verzekeraar ook met kosten en een winstopslag
Berekening 
  • Kans 2/20 x 100% = 10%
  • Minimale premie = kans x gemiddelde schade:
  • 0,1 x € 1.000 = € 100

Controle
  • Uit te keren door verzekeraar 
  • 2 x € 1.000 = € 2.000
  • Te ontvangen premie
  • 20 x € 100 = € 2.000

Slide 23 - Tekstslide

Wonen
Huren of kopen? 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Aan de slag
Maak onderdeel 8.1 D - Kopen of huren
Klaar? 8.2 Bouwsteen C - de fietsverzekering

Slide 26 - Tekstslide

Kijk: www.nosop3.nl/socialehuur

Slide 27 - Tekstslide

Erven
Wat is een erfenis?
  • Alle bezitten én schulden die een overledene nalaat. 
  • Wie is/ zijn erfgenamen
  • Niets geregeld; dan geldt wettelijk erfrecht
  • Wil je afwijken van wet? Dan kun je bij de notaris een testament op laten maken.

Slide 28 - Tekstslide

Erven bij wettelijk erfrecht
  • Partner: gehuwd of
    geregistreerd
  •  In groep 1: ieder erft 
    gelijk deel. 
  • in groep 2: ieder gelijk
    deel, maar ouders ieder
    minimaal 25% 

Slide 29 - Tekstslide

Hoe hoog is de erfenis? 
Sabine en Timon zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden en hebben 2 kinderen. Sabine komt te overlijden. Ze heeft geen testament. Haar persoonlijk vermogen bedraagt € 100.000. De woning is vrij van hypotheek is gemeenschappelijk en heeft een waarde van € 400.000. 

  • Erfenis = € 100.000 + 50% van € 400.000 = € 300.000
  • Wie erft wat?
  • Timon en beide kinderen erven ieder 1/3 x € 300.000 = € 100.000
  • Timon mag alles van de erfenis blijven gebruiken; hij krijgt het vruchtgebruik

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveel erfbelasting betalen? 
Berekening per erfgenaam maken

Belast bedrag = erfdeel - vrijstelling
Erfbelasting = tarief x belast bedrag 

Let op schijvenstelsel: bij hogere bedragen zijn er 2 tarieven van toepassing 


Slide 31 - Tekstslide

Oefening bereken erfbelasting 
Norah ontvangt een erfenis
van € 200.000 als gevolg van het
overlijden van haar tante. 

Bereken de te betalen erfbelasting 

Slide 32 - Tekstslide

Oefening bereken erfbelasting 
Norah ontvangt een erfenis
van € 200.000 als gevolg van het
overlijden van haar tante. 

Bereken de te betalen erfbelasting 
200.000 - 2.173 = 197.827 
0,3 x 124.727 + 0,4 x (197.827 - 124.727) = 66.658

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide