Relative Clauses - startup
1 / 14
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wie weet nog wat Relative Clauses zijn?
Geen flauw benul
Ergens vaag
De term rinkelt wel een belletje
Dat zijn toch...??
100% zeker, ik weet het nog
Slide 3 - Poll
Wat is de 'relative clause' in deze zin:
The boy whose bike was stolen, had to take a bus.
The boy whose bike was stolen, had to take a bus.
A
The boy
B
whose
C
whose bike was stolen
D
had to take the bus
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Who
Whose
Which
Whom
Menselijke
onderwerpen
Menselijke
bezitten
Dierlijke
onderwerpen
Dingen als onderwepen
Menselijke
Lijdende voorwerpen
Slide 6 - Sleepvraag
Maak een zin met een relative clause, die iets vertelt over jouw huis.
Slide 7 - Open vraag
Selecteer een goede optie...
The woman, who/that/which/- lives next door, is very nice.
The woman, who/that/which/- lives next door, is very nice.
A
who
B
that
C
which
D
-
Slide 8 - Quizvraag
Waar moet in deze zin de Relative Pronoun (w-woord).
This is the laptop I use to do my homework on.
This is the laptop I use to do my homework on.
A
Tussen 'is' en 'the'
B
Tussen 'I' en 'use'
C
Tussen 'laptop' en 'I'
D
Tussen 'homework' en 'on'.
Slide 9 - Quizvraag
En wat zou dan een correcte pronoun kunnen zijn?
This is the laptop I use to do my homework on.
This is the laptop I use to do my homework on.
A
that
B
who
C
which
D
whose
Slide 10 - Quizvraag
Waar moet in deze zin de Relative Pronoun?
The country he comes from is very hot.
The country he comes from is very hot.
A
Tussen 'he' en 'comes'
B
Tussen 'country' en 'he'
C
Tussen 'from' en 'is'
D
Nou, mevrouw, bij deze kan het écht niet.
Slide 11 - Quizvraag
En wat zou dan een correcte pronoun kunnen zijn?
The country he comes from is very hot.
The country he comes from is very hot.
A
that
B
which
C
where
D
whom
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Ik snap relative clauses tot zo ver!
