Thema 4 Dictee 2 oefenen
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is dit?
Slide 2 - Open vraag
Wat is dit?
Slide 3 - Open vraag
Wat is goed?
A
liefer
B
liever
C
leiver
D
leifer
Slide 4 - Quizvraag
Wat is goed?
A
rommelug
B
romelig
C
rommelig
D
rommulug
Slide 5 - Quizvraag
Luister en typ het woord
Slide 6 - Open vraag
Luister en typ het woord
Slide 7 - Open vraag
Wat is dit?
A
de zee
B
de reclame
C
het water
D
de natuur
Slide 8 - Quizvraag
Wat is dit?
A
schoonmaken
B
de buurvrouw
C
vies
D
passen
Slide 9 - Quizvraag
Wat moet je hier doen?
Slide 10 - Open vraag
Wat is goed?
A
redelijk
B
reedelijk
C
redeleik
D
redeljik
Slide 11 - Quizvraag
Wat is goed?
A
regematig
B
regulmatig
C
reegelmatig
D
regelmatig
Slide 12 - Quizvraag
Luister en typ het woord
Slide 13 - Open vraag
Luister en typ het woord
Slide 14 - Open vraag
De groene pijl staat in het ........
A
boek
B
onderste
C
bovenste
D
midden
Slide 15 - Quizvraag
Mijn kast is vol. Ik heb geen .......
A
plank
B
ruimte
C
raam
D
omgeving
Slide 16 - Quizvraag
Wat is goed?
A
de reclame
B
de reklame
C
de ruclame
D
de ruklame
Slide 17 - Quizvraag
Luister en typ het woord
Slide 18 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Ik wandel graag in de natuur.
Ik wandel graag in de natuur.
Slide 19 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Na het opruimen ga je schoonmaken.
Na het opruimen ga je schoonmaken.
Slide 20 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Zet jij de radio zachter?
Zet jij de radio zachter?
Slide 21 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Piet doet regelmatig boodschappen.
Piet doet regelmatig boodschappen.
Slide 22 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Woon jij in het noorden of het oosten?
Woon jij in het noorden of het oosten?
Slide 23 - Open vraag
Wat vond je van deze les?
A
leuk
B
niet leuk
