Meer dan lezen 4 - tekstverbanden en signaalwoorden

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Gedicht (5 minuten)
  2. Plenda (5 minuten)
  3. Uitleg (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Gedicht (5 minuten)
  2. Plenda (5 minuten)
  3. Uitleg (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte)

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Na deze les weet je wat chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verband zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden.
Zo'n samenhang noem je een tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockey.

Een chronologisch verband herken je onder andere aan jaartallen of aan deze signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, uiteindelijk, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband: er worden dingen achter elkaar opgesomd.
Ik ging naar de supermarkt en daar moest ik appels, brood en cola halen.
Een opsomming herken je onder andere aan deze signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), en, daarnaast, verder, ten slotte.

Slide 5 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband: er worden zaken tegenover elkaar gezet.
Ik moet mijn huiswerk maken, maar toch ga ik eerst Netflixen.

Een tegenstelling herken je onder andere aan deze signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant. 

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband: er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Ik vind spannende series erg leuk, zoals The 100 en La Casa de Papel.
Een toelichtend verband herken je onder andere aan deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou, neem bijvoorbeeld. 

Slide 7 - Tekstslide

Begrijp je het?

Slide 8 - Tekstslide

In de vakantie heb ik met vriendinnen afgesproken en daarnaast heb ik ook veel gegamed.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 9 - Quizvraag

Binnenkort gaat mijn broertje voor het eerst naar de middelbare school.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben gek op chips met vreemde smaakjes, zoals de smaak stokbroodje kruidenboter.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb mijn huiswerk gemaakt, maar ik heb het niet af gekregen.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 12 - Quizvraag

Zelf aan de slag, succes!
Lees: het groene kader in het boek op pagina 21.
Maak: opdracht 1 t/m 7 op pagina 22 t/m 28 van je boek.
Tijd: je krijgt hier twee lessen voor. Dat is hard doorwerken. Daarom beginnen we de eerste tien minuten ook in stilte. Weet je een vraag niet, sla deze dan over.
Hulp: na tien minuten mag je op fluistertoon overleggen met elkaar. Kom je er dan nog niet uit? Steek je vinger dan op en ik kom je helpen.
Klaar: kom het antwoordboekje halen en kijk je opdrachten zelfstandig na.
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Doel
Na deze les weet je wat chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verband zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een chronologisch verband?

Slide 16 - Open vraag

Wat is een opsommend verband?

Slide 17 - Open vraag

Wat is een tegenstellend verband?

Slide 18 - Open vraag

Wat is een toelichtend verband?

Slide 19 - Open vraag

Noteer een zin met een chronologisch verband

Slide 20 - Open vraag

Noteer een zin met een opsommend verband

Slide 21 - Open vraag

Noteer een zin met een tegenstellend verband

Slide 22 - Open vraag

Noteer een zin met een toelichtend verband

Slide 23 - Open vraag

Zelf aan de slag, succes!
Lees: het groene kader in het boek op pagina 21.
Maak: opdracht 1 t/m 7 op pagina 22 t/m 28 van je boek.
Tijd: je krijgt hier twee lessen voor. Dat is hard doorwerken. Daarom beginnen we de eerste tien minuten ook in stilte. Weet je een vraag niet, sla deze dan over.
Hulp: na tien minuten mag je op fluistertoon overleggen met elkaar. Kom je er dan nog niet uit? Steek je vinger dan op en ik kom je helpen.
Klaar: kom het antwoordboekje halen en kijk je opdrachten zelfstandig na.
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide