Fictie H2.2
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waar gaat het verhaal over?
Slide 2 - Open vraag
Wie is de hoofdpersoon?
Slide 3 - Woordweb
Wat betekent de uitdrukking 'een naturel uitstraling'?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Is dit verhaal fictie of non-fictie?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Van welke verhaalsoort hou jij?
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Tekstslide
Noem twee beoordelingswoorden die iets zeggen wat het verhaal met jou doet.
Slide 10 - Open vraag
Wat betekent het woord 'realistisch'?
A
dingen die niet echt zijn
B
lijkend op de werkelijkheid
C
verzonnen verhalen
D
onbekende verhalen
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord past het best bij de betekenis van 'ontroerend'?
A
aangrijpend
B
rustgevend
C
boeiend
D
traag
Slide 12 - Quizvraag
Op een realismelijn kun je aangeven hoe realistisch jij een verhaal vindt?
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wat zijn is geen tekstdoel?
A
amuseren
B
informeren
C
overhalen
D
bedenken
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel bij een reclame?
A
amuseren
B
overhalen
C
informeren
D
instrueren
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het tekstdoel bij een recept?
A
overhalen
B
amuseren
C
instrueren
D
informeren
Slide 16 - Quizvraag
Hoe vind je de kernzin in een alinea?
