FT8 PV en VD

Werkwoordspelling - persoonsvorm   
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling - persoonsvorm   

Slide 1 - Tekstslide

Spelling werkwoorden tegenwoordige tijd
Persoonsvorm


Het eerste werkwoord in de zin is de persoonsvorm.

Joeri volgt de les online.

Slide 2 - Tekstslide

De persoonsvorm in de zin kun je vinden door:


1 maak er een vraagzin van; de PV staat dan (vaak) vooraan
2 verander de tijd (van tt naar vt of andersom); de PV verandert dan van vorm 
3 verander het getal (van ev naar mv of andersom); de PV verandert dan van vorm

Slide 3 - Tekstslide

De PV vinden door:
vraagproef
tijdproef
getalproef

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind jij de persoonsvorm? Wat zet jij als eerst in?

Slide 5 - Woordweb

De laptop van Martin viel van de tafel.
Maak een vraagzin van deze zin.

Slide 6 - Open vraag

De laptop van Martin viel van de tafel.
Zet deze zin in een andere tijd.

Slide 7 - Open vraag

De laptop van Martin viel van de tafel.
Verander het getal in deze zin.

Slide 8 - Open vraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Hij beantwoordt de vragen overtuigend.
A
beantwoordt
B
vragen
C
overtuigend

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
We worden allemaal voor de gek gehouden.
A
worden
B
gehouden

Slide 10 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Bas heeft geprobeerd een bank te beroven.
A
heeft
B
geprobeerd
C
beroven

Slide 11 - Quizvraag

Welk werkwoord is de pv in de zin?;
Zij willen later piloot worden.
A
willen
B
worden

Slide 12 - Quizvraag

De persoonsvorm enkelvoud tegenwoordige tijd

Je schrijft de ik-vorm: 
ik, je/jij achter de persoonsvorm, gebiedende wijs
ik loop, loop je/jij, loop!

Je schrijft de ik-vorm+T:
een ander in enkelvoud
Pim fietsT, jij lachT, hij werkT

Slide 13 - Tekstslide

(lopen) ........... Arie weer te zeuren?

Slide 14 - Open vraag

Arie .......... (lopen) te zeuren.

Slide 15 - Open vraag

Ik ............... (zeuren) ook graag over van alles.

Slide 16 - Open vraag

.......... (zeuren) niet zo!

Slide 17 - Open vraag

Maak nu zelf een zin met een woord uit het rad als persoonsvorm:

Slide 18 - Tekstslide

De persoonsvorm enkelvoud tegenwoordige tijd

Je schrijft de ik-vorm: 
ik, je/jij achter de persoonsvorm, gebiedende wijs
ik loop, loop je/jij, loop!

Je schrijft de ik-vorm+T:
een ander in enkelvoud
Pim fietsT, jij lachT, hij werkT

Slide 19 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
sterke werkwoorden veranderen van klank
lopen - liepen
zwemmen - zwommen

zwakke werkwoorden: ik-vorm + -te(n)/-de(n)
werkte(n)
vierde(n)

Slide 20 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
iets is voltooid (klaar!)

Het is gebakken
Jij bent gevallen
Ik heb gefietst
Kas heeft gevierd

Slide 21 - Tekstslide

laatste letter(s)
Voltooid deelwoorden eindigen op:

-en
-d
-t
Twijfel over -d of -t? Wat is de verleden tijd van het werkwoord? Of: gebruik 't kofschip.

Slide 22 - Tekstslide

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het is gisteren gebeurt.
B
Het is gisteren gebeurd.

Slide 23 - Quizvraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Het gebeurt in een oogopslag.
B
Het gebeurd in een oogopslag.

Slide 24 - Quizvraag

Leg uit waarom 'Het is gisteren gebeurt' niet goed is.

Slide 25 - Open vraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Hij is verhuist naar Amsterdam.
B
Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 26 - Quizvraag

In welke vorm staat 'verhuisd' in de zin: Hij is verhuisd naar Amsterdam.

Slide 27 - Open vraag

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
Houdt je van pizza?
B
Houd je van pizza?

Slide 28 - Quizvraag

Aan het einde van volgende week kan ik....
(wat beheers je dan van de werkwoordspelling?)

Slide 29 - Open vraag