NL1

NL 1
Werkwoordspelling en werkwoordstijden
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

NL 1
Werkwoordspelling en werkwoordstijden

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
  • weten in welke verleden tijd een mutatie geschreven wordt, en waarom.
  • de regels voor werkwoordspelling in de verleden tijd kunnen toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Rol van werkwoordspelling voor je werk
  • goed gebruik van werkwoordspelling verhoogt de leesbaarheid van je tekst.
  • verkeerd gebruik van werkwoordspelling maakt een slordige indruk op de lezer.
  • werkwoordstijden zeggen iets over de volgorde waarin gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Verkeerde werkwoordstijden leiden tot verkeerde weergave van chronologie.

Slide 3 - Tekstslide

In welke tijd wordt een mutatie geschreven? (1/2)

  • in een mutatie beschrijven we waarnemingen en bevindingen die al hebben plaatsgevonden.

  • daarom moeten we een verleden tijd gebruiken.

  • er is alleen een probleem: het Nederlands kent verschillende tijden om naar het verleden te verwijzen. Dit illustreren we met een voorbeeld: verleden tijden van 'ik kijk'
ik keek
ik heb gekeken
ik had gekeken
de juiste vorm voor mutaties is ik keek.

  • deze specifieke vorm van de verleden tijd heet de onvoltooid verleden tijd (ovt). In het Nederlands hebben we afgesproken dat we deze tijd gebruiken om een verhaal/situatie uit het verleden te vertellen.

Slide 4 - Tekstslide

In welke tijd wordt een mutatie geschreven? (2/2)

Andere voorbeelden van de onvoltooid verleden tijd:

Correct:
  Niet correct:
Wij waren op patrouille
Wij zijn op patrouille gegaan/geweest
Wij vroegen om zijn id-bewijs…
Wij hebben/hadden om zijn id-bewijs gevraagd
Ik ontving een melding
Ik heb/had een melding ontvangen
Wij verzochten JANS om…          
Wij hebben/hadden JANS verzocht om…
Wij vervolgden onze patrouille
Wij hebben/hadden onze patrouille vervolgd
Ik sprak de vrouw aan
Ik heb/had de vrouw aangesproken
de verkeerde verleden tijd bestaat altijd uit twee delen:
1. werkwoord 'zijn' of 'hebben/hadden'
2. + nog een ander werkwoord

Slide 5 - Tekstslide

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Ik, JANSEN, heb de man aangesproken.
B
Ik, JANSEN, sprak de man aan.
C
Ik, JANSEN, had de man aangesproken.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Ik, PETERS, hoorde de vrouw schreeuwen.
B
Ik, PETERS, had de vrouw horen schreeuwen.
C
Ik, PETERS, heb de vrouw horen schreeuwen.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Op dat moment rijden wij, JANSEN en PETERS, een patrouille.
B
Op dat moment hebben wij, JANSEN en PETERS, een patrouille gereden.
C
Op dat moment reden wij, JANSEN en PETERS, een patrouille.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Ik, KARELS, heb de vrouw aangehouden voor belediging.
B
Ik, KARELS, hield de vrouw aan voor belediging.
C
Ik, KARELS, had de vrouw aangehouden voor belediging.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Ik, PETERS, gaf de sergeant een waarschuwing.
B
Ik, PETERS, had de sergeant een waarschuwing gegeven.
C
Ik, PETERS, heb de sergeant een waarschuwing gegeven.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin staat in de onvoltooid verleden tijd? (de tijd die we voor mutaties gebruiken)
A
Wij, KARELS en PETERS, zijn JANSEN het terrein af gaan begeleiden.
B
Wij, KARELS en PETERS, hebben JANSEN het terrein af begeleid.
C
Wij, KARELS en PETERS, begeleidden JANSEN het terrein af.
D
geen van deze antwoorden is correct.

Slide 11 - Quizvraag

  • Je kunt de onvoltooid verleden tijd nu herkennen. Mooi!
  • Nu ga je leren hoe je deze tijd correct kunt spellen.
  • Je moet hiervoor weten wat persoonsvorm en onderwerp zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je over de persoonsvorm?

schrijf zo veel mogelijk informatie op
timer
0:45

Slide 13 - Tekstslide

theorie: persoonsvorm
  • Wat: de persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat zich qua vorm aanpast aan de persoon (bekend als het onderwerp) die het werkwoord uitvoert.

  • Voorbeeld: Wij liepen een uur geleden richting gebouw 26.
                               Hij liep een uur geleden richting gebouw 26.

In deze zinnen is liepen / liep een persoonsvorm, omdat dit werkwoord verandert wanneer het onderwerp (wij/hij) verandert. Andere woorden blijven onveranderd.

  • Hoe: je vindt een persoonsvorm door een zin in een andere tijd te zetten (tijdproef). Het woord dat verandert, is een persoonsvorm.
Voorbeeld: Wij liepen een uur geleden richting gebouw 26.

Deze zin staat in een verleden tijd: dit is te zien aan 'een uur geleden' en aan de 'ie' in 'liepen'
Wanneer ik de zin in de tegenwoordige tijd zet, verandert 'liepen' in 'lopen', dus dit is een pv.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de pv in deze zin:
Wij, rapporteurs BLOEMEN en JANSEN, liepen patrouille op de Koning Willem III Kazerne in Apeldoorn.
A
patrouille
B
wij, rapporteurs BLOEMEN en JANSEN
C
liepen
D
Apeldoorn

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de pv in deze zin:
Omstreeks 11:15 uur waren wij ter plaatse.
A
waren
B
omstreeks
C
ter plaatse
D
wij

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de pv in deze zin:
Na hem te hebben gefouilleerd, hielden wij de man aan.
A
gefouilleerd
B
hebben
C
wij
D
hielden (aan)

Slide 17 - Quizvraag

Zin: LAMERS negeerde ons stopteken.
Waarom zou de laatste letter van 'negeerde' een 'e' zijn, en geen 'n'?

Slide 18 - Woordweb

onvoltooid verleden tijd: spelling
De volgende zin staat in de onvoltooid verleden tijd:

De verdachte (vluchten) gisteren naar de uitgang.

Wat is volgens jou de correcte spelling van de persoonsvorm 'vluchten'? Bedenk het antwoord in je hoofd.


Slide 19 - Tekstslide

onvoltooid verleden tijd: spelling
                                               De verdachte (vluchten) gisteren naar de uitgang.

                                                                      juiste spelling: vluchtte  n

1. de -te komt hieruit voort:
- maak de stam: haal -en van het hele werkwoord 'vluchten' af
- kijk of de laatste letter in 't kofschip /
--> laatste letter wel in 't kofschip? Dan -te aan de stam plakken
--> laatste letter niet in 't kofschip? Dan -de aan de stam plakken
2. de -n komt hieruit voort:
het onderwerp in deze zin is 'de verdachte'. Dit is enkelvoud, dus geen -n


Slide 20 - Tekstslide

Welke werkwoorden uit het rijtje hieronder krijgen een -de(n) uitgang in de onvoltooid verleden tijd?

volgen - fietsen - leggen - praten - voeren - ademen - schreeuwen - ontdekken - opmerken

Slide 21 - Open vraag

Welke werkwoorden uit het rijtje hieronder krijgen een -de(n) uitgang in ver onvoltooid verleden tijd?

duwen - vervolgen - praten - patrouilleren - melden - begeleiden - oppakken - uitvoeren - ontkennen - signaleren

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg de pv in de onvoltooid verleden tijd:
Ik, KARELS, (uitleggen) de vrouw uit wat mijn taak was.
A
legden
B
legte
C
legde
D
legdde

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeg de pv in de onvoltooid verleden tijd:
Wij, JANSEN en KARELS, (fouilleren) de schreeuwende bijrijder.
A
fouilleren
B
fouilleerde
C
fouilleerden
D
fouilleerdden

Slide 24 - Quizvraag

Vervoeg de pv in de onvoltooid verleden tijd:
De man (reageren) niet op de vragen die wij, JANSEN en KARELS, aan hem (stellen).
A
reageerde - stelden
B
reageerde - steldden
C
reageerdde - stelden
D
reageerden - stelde

Slide 25 - Quizvraag

Vervoeg in de onvoltooid verleden tijd:
Wij (lopen) direct naar de opgegeven locatie.

Slide 26 - Open vraag

Vervoeg in de onvoltooid verleden tijd:
Toen de man op de vlucht sloeg, (achtervolgen) wij, JANSEN en PETERS, hem te voet.

Slide 27 - Open vraag

Vervoeg in de onvoltooid verleden tijd:
Toen de man en de vrouw mij hun identiteitskaarten (overhandigen), herkende ik hun namen.

Slide 28 - Open vraag

bedenk een zin in de ovt, die past bij deze afbeelding.

Slide 29 - Woordweb

Opdracht
Doel: kunnen beoordelen of de onvoltooid verleden tijd correct is toegepast.

- duo's
- verdeel een A4 in vier vlakken (zie bord)
- je krijgt zinnen op het scherm te zien

1. bepaal eerst wat de persoonsvorm(en) is/zijn.
2. bepaal daarna of de spelling correct is.
3. noteer de persoonsvorm in het juiste vlak

Slide 30 - Tekstslide

test

JANSEN verteldde dat hij de eigenaar van de auto kende.

Slide 31 - Tekstslide

1/10

In de kledingkast ontdekden wij, JANSEN en PETERS, een zakmes.

Slide 32 - Tekstslide

2/10

In de kledingkast ontdekden wij, JANSEN en PETERS, een zakmes.

Slide 33 - Tekstslide

3/10

De man die wij, JANSEN en PETERS, controleerde, staarde de hele tijd naar zijn schoenen.

Slide 34 - Tekstslide

4/10

De betrokkene meldden ons, JANSEN en PETERS, dat haar defensiepas nog thuis lag.

Slide 35 - Tekstslide

5/10

Omstreeks 13:00 uur vervolgden wij, JANSEN en PETERS, onze weg.

Slide 36 - Tekstslide

6/10

Op dat moment signaleerde ik, JANSEN, de man en de vrouw.

Slide 37 - Tekstslide

7/10

Wij, JANSEN en PETERS, patrouilleerdden te voet over de KWIII-kazerne.

Slide 38 - Tekstslide

8/10

De vrouw stopte niet met praten.

Slide 39 - Tekstslide

9/10

KARELS reageerdde niet op ons verzoek om het breekijzer neer te leggen.

Slide 40 - Tekstslide

10/10

Wij, JANSEN en PETERS, begeleiden JONKER naar de uitgang van de kazerne.

Slide 41 - Tekstslide

schrijf zelf mutatie (plaatjes?)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video