L21 Aaneenschrijven van woorden

pag. 241
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

pag. 241

Slide 1 - Tekstslide

Deel 1: Schrijf je los of aaneen?
pag. 241

Slide 2 - Tekstslide

Lees het artikel

Slide 3 - Tekstslide

2. Leg uit
diarree gevallen: ->
diarreegevallen: -> 

wildtriootje: -> 
wild triootje: -> 

bezoekerspassen: -> 
bezoekers passen: -> 


Waarom is die schrijfwijze anders?
pag. 241

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende betekenis:
diarree gevallen: -> diarree komt uit de lucht gevallen
diarreegevallen: -> een situatie waarin iemand last heeft van diarree

wildtriootje: -> een bordje met 3 soorten vlees
wild triootje: -> een wilde stoeipartij tussen 3 mensen

bezoekerspassen: -> een pasje waarmee de bezoeker kan binnengaan
bezoekers passen: -> de bezoekers passen, wat omvang en grootte betreft, in een paal


Vraag 2

Slide 5 - Tekstslide

Samenstellingen

Slide 6 - Tekstslide

Oefening 5

Kies de juiste schrijfwijze...
timer
5:00
pag. 242

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Deel 2: Tussenletters
pag. 168

Slide 9 - Tekstslide

1.b Welk soort taalfout wordt er in de zinnen gemaakt?

Slide 10 - Tekstslide

Tussenletters
Wanneer gebruik je in samenstellingen - en, - e of -s?



Is het pannekoek of pannenkoek?
Is het beresterk of berensterk?
Is het groentesoep of groentensoep?
Kijkdoel!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Tussenletter -en
Wat is de regel?

Slide 13 - Tekstslide

tussenletter -en

--> het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en

Slide 14 - Tekstslide

Tussenletter -e
Wat zijn de regels? (6)

Slide 15 - Tekstslide

tussenletter -e


  1. Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is.                          bv. maneschijn
  2. Het eerste woord heeft een versterkende betekenis  (vervang door: heel)                                                                                                                                                                       bv. beresterk, apetrots, reuzefijn
  3. Het eerste woord heeft ook een meervoud op '-s'.                                       bv. groentesoep
  4. Het eerste deel heeft geen meervoud.                                                              bv. rijstebrij
  5. Versteende uitdrukkingen.                                                                                      bv. bolleboos
  6. Het eerste deel is een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord.       bv. wiegelied, wittebrood

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

tussenletter -s
Je schrijft een -s tussen de woorden van een samenstelling wanneer je deze hoort. 


Als je een s-klank hoort in het tweede woord, vervang je in gedachte dat tweede woord door een woord dat niet met een s-klank begint?

bv. stationsstraat, want je schrijft stationsplein
Tip!

Slide 18 - Tekstslide

Maak oefeningen op tussenletters:
  1. werkboek pag. 243-244
  2. Bookwidget: (SS/ oefeningen/taalsysteem)
  3. Diddit/ L21/oefeningen


correctiesleutel op SS/Documenten/Ingevuld leerwerkboek/L21

Slide 19 - Tekstslide