H2 Aan elkaar of los?

Nederlands 15-12
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan weg
  2. Huiswerkcontrole
  3. Herhalen vdw als bn
  4. Uitleg schrijfwijze samenstellingen
  5. Opdrachten maken
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 15-12
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan weg
  2. Huiswerkcontrole
  3. Herhalen vdw als bn
  4. Uitleg schrijfwijze samenstellingen
  5. Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkcontrole

basis: opdrachten 1 t/m 5 op blz. 112-115
kader: opdrachten 1 t/m 5 op blz. 108-109




Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk:
  1. We hebben de spelers aangemoedigd (vdw).
  2. De aangemoedigde (bn) spelers.
  3. De bal is gered
  4. De geredde bal. (hier een extra d, anders klopt de uitspraak niet)

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht (5 minuten)
Schrijf in je schrift de antwoorden:

Slide 4 - Tekstslide

DOEL

Aan elkaar of los?

- je weet wat samenstellingen zijn

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen

- Je weet wanneer je woorden aan elkaar schrijft



Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Sommige woorden schrijf je aan elkaar:
  1. Samenstellingen 
    --> voetbal (voet+bal), regenjas (regen+jas)
  2. Werkwoorden die beginnen met voorzetsels (na, op, uit...)
    --> ik heb de hond uitgelaten.
  3. Woorden met er, daar-, hier- en waar- + een voorzetsel
    --> erin, daarachter, hierbij, waarover.

Slide 6 - Tekstslide

+
=
fiets + zaal = fietszaal

Slide 7 - Tekstslide

+
=
zebra + pad = zebrapad

Slide 8 - Tekstslide

Hoe noem je een woord als
fietszaal en zebrapad?

Slide 9 - Open vraag

Samenstellingen
Samenstellingen --> meerdere woorden aan elkaar vastgeplakt. 
Het laatste woord in de samenstelling, is het belangrijkst. 



              Valentijns                     +                   Boeket  = Valentijnsboeket  Boeket speciaal gemaakt om te geven op Valentijnsdag 

Slide 10 - Tekstslide

Samenstellingen
Waarom zou je woorden soms aan elkaar moeten schrijven?
Zie onderstaande fouten

Slide 11 - Tekstslide

Schrijfwijze samenstellingen
Sommige woorden kun je makkelijk samenvoegen. Dan hoef je niet te letten op de schrijfwijze: voet + bal = voetbal

Soms moet je letters toevoegen in het midden, omdat de schrijfwijze anders niet klopt. Drie mogelijkheden:
  1. -en
  2. -e 
  3. -s

Slide 12 - Tekstslide

1. Tussenletter -en


De tussenletters -en schrijf je als:

  1. Het eerste woord heeft alleen een meervoud op -en.


Bijvoorbeeld:

krantenbezorger --> krant + bezorger

kippensoep --> kip + soep

rozengeur --> roos + geur 

Slide 13 - Tekstslide

2. Tussenletter -e

De tussenletter -e schrijf je:

  1. Als het eerste woord over iets gaat waar er maar één van is.
    Koninginnedag, zonneschijn
  2. Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft.
    apetrots, beresterk 
  3. Als het eerste woord meervoud op -en én op -s heeft.
    groentesoep, secondewijzer

Slide 14 - Tekstslide

3. Tussenletter -s-

De tussenletter -s schrijf je:

De tussenletter -s- kun je meestal horen.

Begint het tweede woord ook met een s- of s-klank, vervang dan het tweede woord om de tussenletter -s- te horen.


Bijvoorbeeld:

meningsverschil - varkensstal / varkensvlees

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht (5 minuten)
Schrijf de antwoorden in je schrift:

Slide 16 - Tekstslide

Klassikale opdracht 

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten:
basis: 3,4,6 op blz. 181-182
kader: 1,2,3,4 op blz. 132-133

Dit is huiswerk voor de les van maandag

Slide 18 - Tekstslide

Wat doe je als je niet kunt horen of je tussenletter -s- moet gebruiken?

Slide 19 - Open vraag

Waarom schrijf je groentesoep met een alleen een tussenletter -e?

Slide 20 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 21 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 22 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
lengte + verschil

Slide 23 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
muis + val

Slide 24 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 25 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 26 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
boodschap + kar

Slide 27 - Open vraag

Antwoorden nakijken
1, 3, 4, 5 en 8 op blz. 76-78



Slide 28 - Tekstslide

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 29 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
buur + ruzie

Slide 30 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
leerling + raad

Slide 31 - Open vraag

Maak een samenstelling van de woorden:
mes + set

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide