H3 Woordenschat - vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de planning?
15 minuten lezen
Maken startopdracht
Uitleg woordenschat H3
Oefenen
Aan de slag met de opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Woordenschat H3
Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Ik kan vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen, herkennen, begrijpen en gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Geef drie voorbeelden van een voorzetsel.

Slide 5 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij houdt heel erg ... aardbeien.

Slide 6 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij rekent ... jou met het eten.

Slide 7 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

Hij is ontzettend bang ... spinnen.

Slide 8 - Open vraag

Zet op de plaats van de puntjes een voorzetsel dat in de zin past.

... ingang ... vandaag is de weg afgesloten.

Slide 9 - Open vraag

Startopdracht
a. De voordelen van kleedgeld zal ik toelichten aan de hand van een voorbeeld.
b. Veel ouders bepalen de hoeveelheid zakgeld met gebruikmaking van de gegevens van het Nibud.
c. Vroeger beslisten mijn ouders over onze vakantiebestemming, maar na verloop van enkele jaren mochten wij daarover meepraten.
d. In het kader van de excursie organiseert de school een informatieavond.

Slide 10 - Tekstslide

Startopdracht
a. De voordelen van kleedgeld zal ik toelichten met een voorbeeld.
b. Veel ouders bepalen de hoeveelheid zakgeld met de gegevens van het Nibud.
c. Vroeger beslisten mijn ouders over onze vakantiebestemming, maar na enkele jaren mochten wij daarover meepraten.
d. Vanwege de excursie organiseert de school een informatieavond.

Slide 11 - Tekstslide

Vaste voorzetsels
Sommige werkwoorden hebben vaste voorzetsels. 
voorbeeld: 
beginnen met --> hij begint met zijn huiswerk 
lachen om --> hij lacht heel hard om jouw grapje 
genieten van --> we hebben genoten van de vakantie

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden met een vast voorzetsel en een zelfstandig naamwoord
Sommige werkwoorden met een vast voorzetsel hebben daar ook een zelfstandig naamwoord. 
Voorbeeld: 
een hekel hebben aan --> Hij heeft een hekel aan huiswerk maken. 
kritiek hebben op --> hij heeft altijd wel ergens kritiek op

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetseluitdrukkingen
Tot slot zijn er nog voorzetseluitdrukkingen. Die beginnen met een vast voorzetsel, daartussen komt een zelfstandig naamwoord en tot slot weer een vast voorzetsel. 
Voorbeeld: 
met behulp van --> met behulp van een bril kan hij beter zien. 
door toedoen van  --> door toedoen van zijn broer verloor hij veel geld. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

NU
H3 Woordenschat - vaste voorzetsel en voorzetseluitdrukkingen

opdr. 1 t/m 5 en 8 

Slide 16 - Tekstslide