Grammatica 1H trimester 3 2017/2018

Op welke twee manieren kun je ontleden?
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Op welke twee manieren kun je ontleden?

Slide 1 - Open vraag

Ontleden in zinsdelen
Persoonsvorm (pv)
Onderwerp (o)
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp (lv)
Meewerkend voorwerp (mv)
Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 2 - Tekstslide

'Samantha en Rick wonen naast elkaar.' Wat is de persoonsvorm?
A
Samantha en Rick
B
Samantha
C
wonen
D
wonen naast elkaar

Slide 3 - Quizvraag

'Het publiek juichte hard tijdens het concert van Beyoncé en Jay-Z.' Wat is het onderwerp?
A
Het publiek
B
Beyoncé en Jay-Z
C
Het concert
D
Het concert van Beyoncé en Jay-Z

Slide 4 - Quizvraag

'Ik heb op het laatste moment kaartjes kunnen bemachtigen.' Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
kunnen bemachtigen
B
kunnen
C
bemachtigen
D
heb kunnen bemachtigen

Slide 5 - Quizvraag

'Ik heb op het laatste moment tweederangs kaarten gekocht.' Wat is het lijdend voorwerp?
A
op het laatste moment
B
tweederangs kaarten
C
kaarten
D
Ik

Slide 6 - Quizvraag

'Ik heb de concertkaarten aan mijn beste vriend gegeven.' Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de concertkaarten
B
vriend
C
mijn beste vriend
D
aan mijn beste vriend

Slide 7 - Quizvraag

'Vorige week had ik hier niet van durven dromen.' Wat is de bijwoordelijke bepaling? (2x)
A
niet
B
ik
C
had durven dromen
D
vorige week

Slide 8 - Quizvraag

'Waarschijnlijk wordt dit de beste dag van mijn leven.' Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
dit
B
wordt de beste dag van mijn leven
C
de beste dag van mijn leven
D
dit wordt de beste dag van mijn leven

Slide 9 - Quizvraag

NIEUW
Bijvoeglijke bepaling
-> geeft extra informatie over het zeflstandig naamwoord

vb. De nieuwe kat van de buren is zwart.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Hz: belangrijkste gedeelte van de zin
Bz: extra informatie

Sanne maakt bami, als ze op tijd thuis is

Slide 11 - Tekstslide

Taalkundig ontleden

  • Lidwoord 
  • Bijvoeglijk naamwoord 
  • Zelfstandig naamwoord 
  • Werkwoord
  • Voorzetsel
  • Vragend voornaamwoord


  • Persoonlijk voornaamwoord
  • Bezittelijk voornaamwoord
  • Bijwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Tekstslide

'De voetballers moeten de noppen onder hun schoenen vervangen.' Benoem 'de, moeten, hun'
A
bnw, ww, psvnw
B
lw, ww, psvnw
C
lw, ww, bzv
D
lw, ww, vvnw

Slide 13 - Quizvraag

'Het WK is een mondiaal toernooi dat gespeeld wordt in Rusland dit jaar.' Benoem 'is, mondiaal, Rusland'.
A
pv, bnw, znw
B
ww, bnw, znw
C
ww, bw, psvnw
D
ww, bnw, bw

Slide 14 - Quizvraag

'Zij zijn al vijf keer kampioen geworden.' Benoem 'zijn, vijf, keer'.
A
ww, tw, znw
B
ww, tw, bnw
C
bnw, tw, znw
D
bnw, tw, znw

Slide 15 - Quizvraag

3 nieuwe woordsoorten
-Vragend voornaamwoord
-Aanwijzend voornaamwoord
-Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 16 - Tekstslide

Vragend vnw
wie/wat/welk/wat voor (een)

-Welk boek heb jij gekozen?

Slide 17 - Tekstslide

Aanwijzend vnw
deze/die/dit/dat
-voor zelfst.nw of los

Ik heb een stoel verschoven. 
Deze was heel vies.

Slide 18 - Tekstslide

Betrekkelijk vnw
die/dat/wat/wie
Verwijst naar een woord(groep) dat ervoor staat

Het dansje dat hij deed is echt leuk.

Slide 19 - Tekstslide

Welke onderdelen van grammatica snap je nu nog niet?

Slide 20 - Open vraag