les 1: blok 1 (tekstdoelen, vormen en soorten) blok 2 (ond, deelonderwerpen)

les 1: tekstdoelen, vormen en soorten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

les 1: tekstdoelen, vormen en soorten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- boek, schrift en leesboek op tafel



timer
0:30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
blok 1
Ik kan tekstdoelen voorspellen op basis van titel, illustratie en bron;
Ik kan tekstsoorten koppelen aan tekstdoelen;
Ik kan verschillende tekstvormen herkennen;

blok 2
Ik kan met de stappen van oriënterend lezen het onderwerp van een tekst bepalen;
Ik weet je dat een alinea over een deelonderwerp gaat.
blok 1; blz 38 tm 46
blok 2; blz 92 tm 101

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op blok 1 en 2
blok 1:
tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen 

blok 2: 
onderwerpen, deelonderwerpen, alinea

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen 
Een tekstdoel geeft aan wat de schrijver wil bereiken met de tekst. 



Informeren
De schrijver geeft je alleen informatie. Let op het is geen uitleg hoe je iets moet doen! Hij wil je iets nieuws vertellen
Uitleg geven
Je krijgt uitleg van de schrijver hoe je iets moet doen. 
Overtuigen 
De schrijver geeft zijn mening en wil jou overtuigen van zijn mening. Hij geeft argumenten
Overhalen
De schrijver wil je iets laten doen, je overhalen tot actie. Let op, de schrijver geeft hierbij niet zijn eigen mening. 
Amuseren 
De schrijver wil je vermaken. Hij wil je gewoon iets vertellen over een interessant verhaal, een leuk verhaal of iets grappigs en hij vindt het gewoon leuk om jou te vermaken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstvormen en tekstsoorten
Tekstvorm:
Een tekst kan in verschillende vormen voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan een gedicht, een nieuwsbericht of een reclametekst. Zelfs een graffitiwoord op een muur is een tekstvorm.  Een tekstvorm is dus hoe een tekst eruit ziet.


Tekstsoort:
Onder een tekstsoort vallen alle teksten die samen dezelfde kenmerken hebben. Je kunt dan denken aan de vorm van de tekst, de inhoud van de tekst en het doel van de tekst. De tekstsoort is dus het soort tekst waaronder je de tekst kan scharen. We onderscheiden de volgende tekstsoorten: 
  • Informerende (doel = informeren)  
  • uiteenzettende teksten (doel = uitleggen) 
  • Activerende teksten (doel = overhalen) 
  • Betogende teksten (doel = overtuigen) 
  • Amuserende teksten (doel = amuseren/vermaken)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp van de tekst 
Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat. Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een beeld over het onderwerp van de tekst.

Omdat dit duidelijkheid geeft over waar de tekst vandaan komt en of de informatie betrouwbaar is.  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelonderwerpen
Het deelonderwerp is een deel van een tekst. Deelonderwerpen belichten verschillende kanten van het onderwerp. Een tekst over school gaat bijvoorbeeld vaak ook over leraren, schoolvakken en de plaats waarin de school gaat. Een deelonderwerp heeft dus wel iets met het onderwerp te maken.

Om een deelonderwerp te vinden in de tekst begin je met het onderwerp. Zodra je weet wat het onderwerp is lees je de tussenkopjes en de alinea indeling. Lees van elka alinea de eerste zin, zodat je weet waar elke alinea over gaat. Als een alinea over een nieuwe kant van het onderwerp gaat, heb je een nieuw deelonderwerp gevonden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Bepaal het onderwerp en de deelonderwerpen van onderstaande tekst. Kun jij een passende titel en tussenkopjes verzinnen?

‘’Groente en fruit zijn gezond voor je. Groenten en fruit bevatten verschillende vitamines die je nodig hebt om gezond te blijven. Het is daarom erg belangrijk om elke dag minimaal 200 gram groente en twee stuks fruit te eten. Dan krijg je alle benodigde vitamines binnen en blijf je gezond.

Een slimme manier om aan groente en fruit te komen is het verbouwen van groenten in je eigen moestuin. Zelfs als je in de stad woont kan je een moestuin maken, bijvoorbeeld op het balkon of in de vensterbank. Lekkere groenten voor in een moestuin zijn bijvoorbeeld boontjes en wortels.

Tegenwoordig is het ook helemaal hip om je groenten en fruit te verwerken in een smoothie. Je gooit dan alles wat je lekker vindt in de blender en binnen dertig seconden heb je een supergezond sapje! Dingen die je in een smoothie kan doen zijn bijvoorbeeld jus d’orange, banaan of boerenkool. Als je geen blender hebt dan kan je natuurlijk ook kant en klare smoothies kopen in de supermarkt.”

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geen vieze beestjes in de keuken? Alles netjes schoon? Houden de broodjesmakers zich aan de regels? Dan krijgt een zaak een groene stip in de app van de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit), de instantie die over veilig voedsel gaat. Als er nog wat te verbeteren valt, wordt de stip oranje en als het echt foute boel is rood. 

Zo’n app klinkt handig, maar toch is niet iedereen er blij mee. ‘Wij zijn oranje, maar dat heeft niks met de veiligheid te maken,’ zegt René Kochman, eigenaar van een Amsterdamse broodjeszaak. ‘Het ging om de temperatuur waarop we dingen bewaren. Dat probleem is na een herinspectie goedgekeurd, maar blijkbaar wordt dat niet meegenomen. Je kunt zo twee jaar wachten tot ze weer langskomen, terwijl alles allang in orde is. Het is prima dat die controles er zijn, maar het gaat te ver om overal stickers op te plakken en alles openbaar te maken. Maar ach, ik denk niet dat het klanten gaat kosten hoor, mensen kunnen zelf wel zien hoe het hier is.’ 

Op dit moment staan ruim negenhonderd lunchtentjes verspreid over heel Nederland in de app, iets meer dan de helft van het totaal. Slechts 32 daarvan zijn oranje en geen enkele is rood. Als het goed is, staan over twee jaar ook snackbars en shoarmazaken erin. Over het algemeen zijn de zaken daar minder goed op orde, volgens de NVWA, dus het aantal oranje en rode stippen zal dan toenemen.
Uit: Sytse Wilman, Goede broodjes, slechte broodjes. 7Days.
 Over welke drie deelonderwerpen krijg je informatie?

Slide 11 - Tekstslide

- Nieuwe app voor veilig voedsel
- App niet up-to-date/niet blij met app/herinspectie niet direct verwerkt
- Aantal oranje en rode stippen
Aan het werk
blok 2, lezen, §2.12, opdracht 38 

klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek
niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting 





- Welk cijfer geef je jezelf als het gaat om het tekstdoel bepalen?
- En welk cijfer voor het de tekstsoort?
- Noem eens de tekstdoelen?
- Wat moet je doen om het onderwerp van de tekst te bepalen?
- Hoe vind ik de deelonderwerpen?
- Wat heb jij nog nodig om nog meer te groeien in de lesdoelen?
blok 1
  • Ik kan tekstdoelen voorspellen op basis van titel, illustratie en bron;
  • Ik kan tekstsoorten koppelen aan tekstdoelen;
  • Ik kan verschillende tekstvormen herkennen;
blok 2
  • Ik kan met de stappen van oriënterend lezen het onderwerp van  
een tekst bepalen;
  • Ik weet je dat een alinea over een deelonderwerp gaat. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
blok 2, lezen, §2.12, opdracht 38 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies