haben en sein + volt.dw 2tl/3tl

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
1 / 30
volgende
Slide 1: Sleepvraag
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 1 - Sleepvraag

Wir 
Ich 
Du
Er
Ihr
Sie/sie 
habe 
hast 
hat
haben
habt
haben

Slide 2 - Sleepvraag

Het voltooid deelwoord van spielen
A
gespielet
B
gespield
C
spielt
D
gespielt

Slide 3 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van: arbeiten
A
arbeitet
B
gearbeited
C
arbeited
D
gearbeitet

Slide 4 - Quizvraag

het voltooid deelwoord van wohnen
A
wohnt
B
gewohnd
C
gewohnt
D
gewohnet

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:
kochen

Slide 6 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wie lange hast du ______(warten)?

Slide 7 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 8 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 9 - Open vraag

Voltooid deelwoord: sparen
Das Kind hat viel Geld ...

Slide 10 - Open vraag

bremsen
Ich ... ...

Slide 11 - Open vraag

arbeiten
Ich.............. bei H&M.

Slide 12 - Open vraag

folgen
Die Polizei .............den Dieb.

Slide 13 - Open vraag

klagen
Herr Schmitt, warum.............. Sie?

Slide 14 - Open vraag

retten
Der Bademeister........... hat das Kind.

Slide 15 - Open vraag

Herhaling van het zwakke werkwoord

Er (feiern)
A
feierne
B
feiernt
C
feier
D
feiert

Slide 16 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Du _____ doch Lisa?
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heißst

Slide 17 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe

Slide 18 - Quizvraag

zwakke werkwoorden:
Ihr _____ in Berlin.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnst

Slide 19 - Quizvraag

Wat staat er in de Ein-groep in de vierde naamval bij onzijdige woorden?
A
ein
B
einem
C
einen
D
eine

Slide 20 - Quizvraag

Morgen komme ich
mit ........ (mijn) Mutter nach Berlin.
der of ein groep?
A
DER-Groep
B
EIN-Groep

Slide 21 - Quizvraag


Ich packe ..... (mijn) Tasche.

A
mein
B
meine
C
meinen
D
meiner

Slide 22 - Quizvraag

Der en ein groep
Sie liegt noch immer in (mijn).....Bett
A
meinen
B
meinem
C
meine
D
meiner

Slide 23 - Quizvraag

Ich habe Glück .............. (haben).

A
gehaben
B
gehabt
C
hast
D
gehabten

Slide 24 - Quizvraag

ich habe ..... (haben)
A
gehat
B
gehaben
C
gehabt

Slide 25 - Quizvraag

Thomas ____(haben) Fieber ______(haben)
A
hat gehabet
B
habt gehabt
C
hat gehabt
D
hast gehabet

Slide 26 - Quizvraag

Ohne sein____ Mutter fährt er nicht
A
seine
B
seiner

Slide 27 - Quizvraag

Euer... Opa (m) sucht sein... Hut (m). A. Euer, seinen B. Euren, seinen C. euer, sein D. Euren, sein
A
Euer, seinen
B
Euren, seinen
C
euer, sein
D
Euren, sein

Slide 28 - Quizvraag

In den Sommerferien (sein) ich in Frankreich (sein).
A
bist - gewesen
B
bin - gewessen
C
bin - gewesen
D
ist - gewessen

Slide 29 - Quizvraag

Daniel hat sein / seine Brot vergessen.
A
sein
B
seine

Slide 30 - Quizvraag